Tegenwoordige tijd werkwoorden

De persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud (pv - tt - ev) heeft twee vormen.
1. De stam. Deze vorm maak je door van het hele werkwoord (infinitief) -en af te halen.
Voorbeelden: lopen – lop; bonzen – bonz; rennen – renn.
 
Vaak moet je een kleine aanpassing doen om van de stam de ik-vorm te maken:
lopen – lop – ik loop; bonzen – bonz – ik bons; rennen – renn – ik ren
 
De stam gebruik je:
• bij ik: Ik loop.
• bij je of jij achter de persoonsvorm: Bons jij?
• bij de gebiedende wijs: Ren!

 

Wanneer eindigt een werkwoord op d, t of dt? https://www.youtube.com/watch?v=3NUcVQSjXjE&index=5&list=PL6J8tGiuAhPyQJsSA6dVVmjXkwL--jr1j