Wat weet ik al?
Leestekens geven een signaal aan de lezer. Een tekst waarin leestekens zijn gebruikt, is daardoor makkelijker te lezen.
• Punt
• Een zin eindigt met een punt.
• We beginnen vandaag met de kookles.
• Vraagteken
• Je plaatst een vraagteken achter een vraag.
• Heeft iedereen de opdracht begrepen?
Nieuwe stof
• Uitroepteken
• Een uitroep of gebiedende wijs wordt gevolgd door een uitroepteken.
• Snijd deze komkommer onmiddellijk in schijfjes!
• Komma
• gebruik je bij een opsomming:
• Meng de sla vervolgens met de komkommer, de tomaten en de dressing.
• gebruik je in een samengestelde zin tussen twee persoonsvormen:
• Als je klaar bent, ga je weer op je stoel zitten.
• gebruik je tussen bijvoeglijke naamwoorden:
• Een leuke, makkelijke, snelle opdracht.