Tell me about your mum or your dad
Have a conversation with a classmate. Use the table below.
Voer een gesprek met een klasgenoot. Gebruik onderstaande tabel.
Preparation
Voorbereiding
Having the conversation
Het gesprek voeren
Persoon A | Persoon B | ||
1 | Groet B. Vraag hoe het gaat. |
1 | Groet terug. Geef antwoord. Vraag hoe het met A gaat. |
2 | Geef antwoord. Zeg dat je graag meer wilt weten over B's vader/moeder. (Kies een van de twee) |
2 | Vertel kort iets over je vader of moeder: naam, leeftijd, hoe hij/zij eruitziet. |
3 | Vraag wat B's vader/moeder leuk vindt om te doen. | 3 | Geef antwoord. Noem minstens twee dingen. |
4 | Vraag of B het leuk vindt bij zijn/haar vader/moeder. | 4 | Geef antwoord. Vertel wat je vader/moeder geweldig maakt. Vraag naar A's vader/moeder. |
5 | Vertel kort iets over je vader of moeder: naam, leeftijd, hoe hij/zij eruitziet. | 5 | Vraag wat A's vader/moeder leuk vindt om te doen. |
6 | Geef antwoord. Noem minstens twee dingen. | 6 | Vraag of A het leuk vindt bij zijn/haar vader/moeder. |
7 | Geef antwoord. Vertel wat je vader/moeder geweldig maakt. Stel een zelfbedachte vraag. |
7 | Geef antwoord. Stel een zelfbedachte vraag. |
8 | Geef antwoord. Beƫindig het gesprek. |
8 | Reageer en sluit af. |