Dat tellen met 1 tegelijk niet opschiet vonden handelaren vroeger ook. Met een dozijn tegelijk ging dat stukken vlotter. Een dozijn eieren zijn 12 eieren. In de handel werd de eenheid voor aantal eieren dan ook niet langer 1, maar het dozijn. Je bestelde dan 6 dozijn eieren.
Een nog grotere eenheid voor aantallen werd de gros (een dozijn dozijnen = 144 losse dingen). Een groothandel leverde tot ver in de 20e eeuw bijvoorbeeld 10 gros schoenveters, in plaats van 1440 stuks.
Over heel de wereld zijn er ooit veel van dat soort "tel-eenheden" geweest.
Als je als scheikundige of als natuurkundige losse atomen moet tellen ben je nog wel even bezig.
Een simpel millilitertje water bevat zomaar ongeveer 30 000 000 000 000 000 000 000 watermoleculen!
Een soort "dozijn" of "gros" (maar dan véééél groter) zou dus wel handig zijn. Dat werd de "mol".
Een mol is dus niks anders dan een (héél groot) afgesproken aantal.
Voorbeeld :
1 dozijn eieren zijn 12 eieren
1 gros schoenveters zijn 144 schoenveters
1 mol atomen zijn 602 214 000 000 000 000 000 000 atomen
We ronden het getal 602 214 000 000 000 000 000 000 meestal af tot 6,022·1023. We noemen dit ook wel het getal van Avogadro.
1 dozijn = 12
1 gros = 144
1 mol = 6,022·1023
Vooral voor scheikundige reacties is het handig als je in aantallen deeltjes kunt rekenen. Voor bijvoorbeeld 1 molecuul H2O heb je precies 2 atomen H en precies 1 atoom O nodig. Dat staat vast.
- 2 atomen H reageren met 1 atoom O. Dat geeft dan 1 molecuul H2O.
- 2 dozijn atomen H reageren met 1 dozijn atomen O. Dat geeft dan 1 dozijn moleculen H2O.
- 2 gros atomen H reageren met 1 gros atomen O. Dat geeft dan 1 gros moleculen H2O.
En je voelt hem al:
- 2 mol atomen H reageren met 1 mol atomen O. Dat geeft dan 1 mol moleculen H2O.