Step 5 - Speaking

Exercise 1

You're going to have a conversation about your family.
Je gaat een gesprek voeren over je familie.

First, look up the English meanings of these words:
Zoek eerst de Engelse betekenis op van deze woorden:

Exercise 2

Have a conversation with a classmate. Use the table below.
Voer een gesprek met een klasgenoot. Gebruik onderstaande tabel.

Preparation
Voorbereiding

  1. Write down a couple of words and phrases to help you during the conversation.
    Schrijf een paar woorden en zinnen op als steuntje tijdens het gesprek.
  2. Practise your conversation at least twice.
    Oefen jullie gesprek minstens twee keer.

Having the conversation
Het gesprek voeren

  1. Find another pair to work with.
    Zoek een ander paar om mee samen te werken.
  2. Have your conversation.
    Voer jullie gesprek.
  3. Ask your classmates to write down feedback for you.
    Vraag jullie klasgenoten om feedback voor jullie op te schrijven.
  4. Next, let them have their conversation and write down feedback for them.
    Laat hen vervolgens hun gesprek voeren en schrijf feedback voor hen op.
  5. Discuss what went well and what you can do better next time.
    Bespreek wat er goed ging en wat de volgende keer beter kan.

 

Persoon A

 

Persoon B

1

Stel jezelf voor.
Zeg dat het leuk is B te ontmoeten.

1

Antwoord dat het ook leuk is A te ontmoeten.
Stel je voor.

2

Vraag hoe het gezin van B is samengesteld.

2

Geef antwoord.
Vertel over je ouder(s), broer(s) en zus(sen).
Vraag hoe het gezin van A is samengesteld.

3

Geef antwoord.
Vertel over je ouder(s), broer(s) en zus(sen).
Vraag wie het belangrijkst is voor B.

3

Geef antwoord.

4

Vraag hoe diegene eruitziet.

4

Geef antwoord.
Vraag wie het belangrijkst is voor A.

5

Geef antwoord.

5

Vraag hoe diegene eruitziet.

6

Geef antwoord.
Stel een zelfbedachte vraag.

6

Geef antwoord.
Sel een zelfbedachte vraag.

7

Beƫindig het gesprek.

7

Reageer en sluit af.