Om te vertellen wat er gebeurd is, gebruik je in het Frans de passé composé. De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd.
Voorbeeld met parler:
j'ai parlé - ik heb gesproken
tu as parlé - jij hebt gesproken
il a parlé - hij heeft gesproken
elle a parlé - zij heeft gesproken
on a parlé - men heeft gesproken
nous avons parlé - wij hebben gesproken
vous avez parlé - u heeft/ jullie hebben gesproken
ils ont parlé - zij hebben gesproken (mannen of mannen en vrouwen)
elles ont parlé - zij hebben gesproken (vrouwen)