Er zijn veel soorten krachten. Een aantal voorbeelden:
Zwaartekracht. De zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde aan jou trekt en aan alles om je heen. Op elk voorwerp op aarde werkt de aantrekkingskracht van de aarde. De zwaartekracht is in Nederland 9,81 newton per kg. Soms gebruikt men de afgeronde waarde, namelijk 10 N/kg. De afkorting is Fz.
Isaac Newton was de eerste die nadacht over de zwaartekracht.
Veerkracht. Veerkracht ontstaat wanneer een veerachtig voorwerp wordt ingedrukt of uitgerekt. Bijvoorbeeld als je een expander uitrekt voel je de veerkracht aan je handen trekken. Spankracht ontstaat als een touw of kabel strak gespannen wordt. Een katapult schiet een steentje weg door de veerkracht. De afkorting is Fv.
Bekijk hier een filmpje over veerkracht:
Spierkracht. Deze ontstaat als spieren in je lichaam zich spannen. Op die manier kun je krachten op voorwerpen uitoefenen. Je kunt ze optillen, indrukken, uitrekken, weggooien. De afkorting is Fs
Magnetische kracht. Als je de polen van twee magneten bij elkaar brengt, oefenen ze krachten op elkaar uit. Twee noordpolen of twee zuidpolen stoten elkaar af. Maar twee verschillende polen trekken elkaar aan. Rond elke magneet bevindt zich een magneetveld. Als je een paar naaldmagneten rond een staafmagneet neerzet, zullen de naaldmagneten elk een andere stand aannemen. De richting van de naaldmagneten, heeft te maken met de polen van de staafmagneet. De noordpool van de staafmagneten richten naar de zuidpool. De afkorting is Fm
Elektrische krachten. Je kunt voorwerpen elektrisch laden door op ze te wrijven. Er zijn twee soorten lading, positieve en negatieve. Twee op dezelfde manier geladen voorwerpen stoten elkaar af. Maar twee op verschillende manieren geladen voorwerpen trekken elkaar aan. De afkorting is Fe
Normaalkracht. Stel: een fruitschaal staat op tafel. De normaalkracht is de kracht die door het tafelblad op de fruitschaal wordt uitgeoefend zodat de schaal niet door de tafel zakt. De afkorting is Fn
Wrijvingskracht. Dit is de tegenwerkende kracht die de lucht en ondergond op een bewegend voorwerp uitoefenen. Als je bij het fietsen stopt met trappen kom je door de wrijvingskracht tot stilstand. De afkorting is Fw
Windkracht. Met wind bedoelen we de beweging van de lucht rond de aarde. Er hangt altijd lucht rondom de aarde, maar dat voelen wij niet. Pas als de lucht gaat bewegen, dan voelen wij dat als wind. Het ontstaan van wind heeft te maken met luchtdruk. Op de aarde heb je gebieden waar minder lucht boven de aarde hangt, dat noemen we een lagedrukgebied. Ook zijn er gebieden waar meer lucht boven de aarde hangt, dat noemen we een hogedrukgebied. Windkracht wordt gebruikt voor het opwekken van energie: Windenergie.
Waterkracht. Het geraas van een waterval maken het al duidelijk: hier zit een boel energie in. Door de zwaartekracht valt het water omlaag. Ondertussen zorgt de zon door verdamping dat er weer water boven in de bergen terechtkomt. Water dat zelf weer de snelste weg omlaag zal zoeken en daardoor stroming veroorzaakt. Zet er een bootje op en je vaart op waterkracht. Zet er een molen in en je kunt de energie gebruiken. Hoe harder het water stroomt, hoe meer energie je eruit kunt halen. In landen met veel bergen en water staan vaak veel waterkrachtcentrales. Voor een waterkrachtcentrale in de bergen is een stuwdam nodig. Achter de dam ontstaat een stuwmeer. Dankzij het hoogteverschil stroomt het water met heel veel kracht door een opening in de dam. Daar zetten turbines de waterkracht om in elektriciteit.