Voorbeeld 2

Dit is een voorbeeld bij kenmerkend aspect 24.

Johan van Oldenbarnevelt wordt onthoofd (1619).

Johan van Oldenbarnevelt

Dit voorbeeld maakt duidelijk op welke bijzondere wijze de Republiek werd bestuurd en hoe ook in de politiek handel, godsdienst en macht met elkaar verweven waren.

Eén van de knapste koppen van de Republiek was ongetwijfeld de raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt. Hij kende alle kneepjes van het politieke vak. Tijdens de Opstand werd er totaal nieuwe Republiek geboren van soevereine gewesten: staten die eigen baas bleven maar in Den Haag toch geregeld samenwerkten in zaken van oorlog en buitenlandse handel. Johan van Oldenbarnevelt kreeg de functie van raadpensionaris namens gewest Holland. Maar hij wist deze functie uit te bouwen tot die van een spin in het web. Hij zorgde ervoor dat de Staten-Generaal in Den Haag meer macht kreeg, en daarin speelde hij zelf een sleutelrol. Daarbij werkte hij nauw samen met de tweede machtige man in de Republiek: de Prins van Oranje, zoon van Willem, genaamd Maurits. Deze jonge prins was door de gewesten aangesteld als kapitein-generaal: dat betekent legeraanvoerder.

In de periode van 10 jaar na de Spaanse nederlaag van de Armada wist Maurits het leger te organiseren tot het meest efficiënte gevechtsapparaat in Europa. De positie van de Republiek werd versterkt, vooral door zijn knappe belegeringen. Intussen wist Oldenbarnevelt in de internationale politiek en handel de Republiek goed op de kaart te zetten. Door het Drievoudig Verbond met Engeland en Frankrijk tegen Spanje kreeg de Republiek ook bescherming én internationale erkenning. In 1602 gaf Van Oldenbarnevelt de aanzet tot de oprichting van de VOC. Ook door het succes van deze onderneming werd de Republiek steeds meer als een wereldmacht gezien.

Maar toch kwam er zand in de machine van deze succesvolle samenwerking.
In 1600 hadden Nederlandse handelsschepen veel last van kapers die opereerden vanuit de kustplaats Duinkerken. Van Oldenbarnevelt, die als Hollands regent het handelsbelang altijd vooropstelde, wilde hen laten verdrijven door Maurits' beroemde leger. Maar Maurits zag problemen: het was militair te gewaagd. Toch zette Van Oldenbarnevelt door en bij Nieuwpoort behaalde Maurits een nipte overwinning; maar daarna keerde hij woedend terug. De samenwerking had een knauw gekregen.

Ook de samenwerking met Frankrijk kwam Van Oldenbarnevelt op steeds meer kritiek te staan. Frankrijk was notabene katholiek, en ging steeds nauwer met aartsvijand Spanje samenwerken. Toch bleef Van Oldenbarnevelt het verbond steunen; zelfs toen Frankrijk maatregelen nam tegen de protestantse hugenoten. Maurits hoorde bij de strenge protestanten die hier maar moeilijk mee konden leven - waarom werd de band met het protestantse Engeland niet nauwer aangehaald, ook al was dat dan een handelsconcurrent?

Het volgende conflict ging over de vraag of er een wapenstilstand met Spanje moest komen. Vrede is goed voor de handel - Van Oldenbarnevelt zette dus de wapenstilstand door, tegen de wil van Maurits in. Niet alleen omdat hij als legeraanvoerder meer belang had bij oorlog, maar ook omdat de Spaanse legers nu zwak waren en hij ze geen kans wilde geven zich te versterken.

Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) kwam er in de Republiek een binnenlandse conflicten tot uitbarsting. Ogenschijnlijk ging het om een godsdienstige kwestie - zeker in die tijd soms meer dan genoeg aanleiding tot een burgeroorlog. Maar daarachter kwam ook de machtsstrijd te voorschijn tussen kerk en staat, tussen stadhouder en raadpensionaris, tussen volk en regenten. Het godsdienstige verschil ontstond binnen de ene protestantse kerk en ging over de vraag in hoeverre de alwetende God ook voorziet wie in hem zal geloven en wie niet. Deze kwestie wilde Van Oldenbarnevelt niet aan de kerkleden zelf overlaten. Zoals overal in die tijd, was het de regering die het laatste woord had over kerkelijke zaken, om de eenheid van het volk te bewaren. Daarom steunde Van Oldenbarnevelt de minderheidsgroep van ruimdenkende Remonstranten. Deze groep predikanten wilde ruimte laten aan verschillende opvattingen over deze theologische kwestie. Door die houding zou de eenheid van het kerkvolk het best be-waard blijven.

Maar van de kant van de strenggelovige Contraremonstranten rees hevig verzet. Zij stelden de eenheid van de bijbeluitleg boven alles. In de kerk kon geen ruimte zijn voor verschillende en zelfs tegengestelde manieren van geloven. Contraremonstrantse gelovigen lieten het niet bij woorden. Ze weigerden naar de kerk te gaan bij de remonstrantse dominees en gingen apart vergaderen. Zo dreigde er alsnog een opstand te ontstaan en misschien zelfs een burgeroorlog. Want ook Prins Maurits koos partij, en wel voor de Contraremonstranten. Hij ging demonstratief bij hen kerken in de Kloosterkerk, vlak bij Van Oldenbarnevelts woning. Hij stelde zich daarmee op als tegenstander van Van Oldenbarnevelts politiek. Ook hij was wantrouwig geworden over de keuzes van de raadpensionaris: vóór het katholieke Frankrijk, vóór wapenstilstand met de katholieke vijand Spanje, en nu weer vóór het toelaten van een afwijkende geloofsleer - nog even en de katholieken zouden weer alle ruimte krijgen in de Nederlanden, vreesde hij. Dan zou de hele Opstand, tenminste in de ogen van strenge protestanten, dus uiteindelijk voor niets zijn geweest.

De executie van Johan van Oldenbarnevelt

Van Oldenbarnevelt was bang dat het verzet van Maurits tot een gewapend conflict kon leiden waarin de stadhouder het leger kon inzetten. Hij zette zijn wil door met een wet: de Scherpe Resolutie ('hard besluit') van 1617. Daarin kregen de Hollandse steden het recht om zelf legertjes aan te stellen om de orde te bewaren - bijvoorbeeld door onwillige Contraremonstranten te arresteren. Maurits voelde zich door deze resolutie aangevallen in zijn functie als legeraanvoerder. Hij reageerde met een staatsgreep. Hij zorgde ervoor dat hij een meerderheid van aanhangers kreeg in de Staten-Generaal, ontsloeg hij de stadslegertjes en liet Maurits en enkele medestanders gevangenzetten. In een schijnproces voor een tribunaal (speciale rechtbank) werd de oude raadpensionaris ter dood veroordeeld wegens hoogverraad.

Niemand kwam Van Oldenbarnevelt te hulp. Zijn politieke steun was verdwenen - veel van zijn aanhangers waren gevlucht. Dus ging de executie door, op 13 mei 1619 op een verhoging voor de Ridderzaal op het Binnenhof in Den Haag. Van Oldenbarnevelt was 71 jaar oud. Hij mocht voor zijn onthoofding nog iets zeggen tegen het massaal toegestroomde publiek: “Mannen, gelooft niet dat ik een landverrader ben, ik heb oprecht en vroom gehandeld, als een goede patriot, en zo zal ik sterven.”