a. Leg het verband uit tussen 1) de Opstand enerzijds en 2) de centralisatiepolitiek en 3) de Hervorming anderzijds.
b. Geef voorbeelden van gebeurtenissen waarbij 2) en 3) samen een rol speelden in het conflict in de Nederlanden.
Onderzoek waarom de hervormingsbewegingen van Luther en Calvijn wel succes hadden terwijl vroegere hervormers als Wyclif en Johannes Hus op de brandstapel waren geƫindigd.
Geef een politieke verklaring waarom het calvinisme in de Nederlanden meer aantrekkings-kracht had dan het lutheranisme.
Leg uit: dat de Nederlanden een republiek werden, was het onbedoelde gevolg van de Op-stand.
Leg met een historisch voorbeeld uit dat gewetensvrijheid iets anders is dan geloofsvrij-heid.
Stelling: de Republiek kende geen discriminatie als het ging om geloofsopvattingen.
Geef een historisch argument voor de stelling. Geef ook een historisch argument tegen de stelling.
Tijdens de Opstand ontstond een wereldeconomie. In hoeverre is de Opstand ook gewon-nen dankzij deze wereldeconomie?
Leg uit waarom het centrum van de macht in de Republiek niet in Den Haag lag.
Waar lag de echte macht dan wel?