Voorbeeld 1

Dit is een voorbeeld bij kenmerkend aspect 25.

Coen verplaatst het bestuurscentrum van de VOC naar Batavia (1619).

Jan Pieterszoon Coen

Dit voorbeeld maakt duidelijk hoe de Republiek door handelskapitalisme een aandeel kreeg in de groeiende wereldeconomie, met name in Azië.

In 1607 vertrok de twintigjarige Jan Pieterszoon Coen uit Hoorn op een VOC-schip naar Indië. De Verenigde Oost-Indische Compagnie was opgericht om een eind te maken aan de onderlinge concurrentie tussen de vele ondernemingen die allemaal wilden meedoen aan de race om winst en handel in Azië. Nu had de VOC van de Staten-Generaal het monopolie (alleenrecht) ontvangen om in de Oost te handelen. Concurrentie was er natuurlijk nog wel met andere rivaliserende handelslanden, met name de Engelsen. De VOC had daarom grote vol-machten gekregen om soldaten in te zetten, forten te bouwen en verdragen met plaatselijke vorsten te sluiten, alles om de handel te beschermen.
De reis van onderkoopman Coen verliep niet bepaald prettig. Op de Banda-eilanden, waar de kostbare nootmuskaat en foelie waren te krijgen, probeerde de vlootadmiraal Verhoeff een monopolie in te stellen op de handel in de winstgevende kruiden. Hij begon hiervoor een fort te bouwen, maar werd door de Bandanezen vermoord. Een traumatische ervaring voor de jonge Coen. De Nederlanders sloegen hard terug en kregen het alleenrecht alsnog in handen.

Tijdens een volgende reis pakte Coen hard aan. Hij reorganiseerde handelsposten en viel op bij de bestuurders van de VOC. Ze benoemden hem tot gouverneur-generaal. Coen wist precies wat hij wilde doen op deze hoge post: de handelsbelangen van de Republiek moesten nog krachtiger worden beschermd. De handel in allerlei koopwaar in Azië moest worden uitgebreid. Op alle markten aan alle kusten moest de VOC zijn handelskapitalisme uitbreiden met maar één doel: winst voor de aandeelhouders. Er was in Azië maar weinig belangstelling voor Europese producten. Daarom moesten de Nederlandse kooplieden overal in Azië gaan handelen in wat daar te koop was, en hiermee winst maken. Met die winsten, en door handelsmonopolies te verwerven, konden dan specerijen en andere gewilde producten worden verkregen voor de Europese markt. Met dit plan zou Coen de VOC succesvol maken.

Reproductie van een plattegrond van Batavia circa 1627 uit het Tropenmuseum

Coen had al een fort op Java laten versterken, vlakbij de stad Jacatra. Hij wilde hiermee de Engelsen en de plaatselijke vorst bedreigen. Na aanvankelijke tegenslag wist Coen zijn tegenstanders uit elkaar te spelen en met een grote macht Jacatra te bezetten. Hij veranderde de naam van de stad in Batavia, naar de dappere Hollandse voorouders van de Romeinse tijd. Voortaan zou Batavia de hoofdstad van de VOC-handel zijn.

Coen kwam er kort daarna achter dat op de Banda-eilanden toch nootmuskaat aan de Engelse concurrentie werd verkocht, tegen de afspraken. Nu nam hij bloedig wraak. Dorpsleiders werden onthoofd, de bevolking vluchtte weg, maar velen stierven door geweld of honger. Van de 15.000 Bandanezen bleven er niet meer dan 600 in leven. Het werk op de nootmuskaatbedrijven werd voortaan gedaan door geïmporteerde slaven, onder streng toezicht van Nederlandse perkeniers: alles om de prijzen en de winsten hoog te houden. Het keiharde optreden van Coen maakte diepe indruk op zijn tegenstanders en bezorgde hem veel respect zowel bij de VOC-bestuurders als bij de vijanden van de Republiek, maar ook in die tijd was er al kritiek op de wrede en gewelddadige methodes die hij toepaste om de VOC tot een succes te maken, tot genocide aan toe.

In de volgende jaren werd Coen nog eens aangesteld als gouverneur-generaal en weer had hij grootse plannen om de handelsmacht van de VOC verder uit te breiden. Maar ditmaal gooide oorlog roet in het eten. Het conflict met de Engelsen en de plaatselijke vorst van Bantam leidde tweemaal tot een gevaarlijke aanval op Batavia. Coen wist de aanvallen af te slaan, maar werd getroffen door een dodelijke ziekte, waarschijnlijk cholera. Hij overleed in Batavia, 42 jaar oud. Ongetwijfeld was hij een krachtige leider en bestuurder, maar zijn methodes zorgen ook in onze tijd nog voor kritiek. Op één van de standbeelden die hij kreeg, is die kritiek ook vermeld. Zijn eigen motto, uitspraak over zijn leven, werd ook bekend: Dispereert niet - modern vertaald: Geef nooit op.