Culturele verscheidenheid
Ten slotte werd na 1960 de pluriformiteit* in Nederland groter, vooral in de steden maar ook in de dorpen. Na de Tweede Wereldoorlog neemt langzaam maar zeker de mobiliteit** van mensen toe. Dit betekent dat de mensen verder en makkelijker kunnen reizen.
Grote groepen emigreren naar het buitenland om daar een bestaan op te bouwen, dit waren voornamelijk boeren op zoek naar grond.
In eigen land komt de auto opzetten. Deze is goedkoper geworden en voor meer mensen betaalbaar geworden omdat de welvaart omhoog gaat.
Mensen kunnen hierdoor ook naar hun werk reizen. Dit zorgt ervoor dat ze kunnen werken in de steden en kunnen wonen in de omliggende dorpen (en voilá, zo krijg je files!).
De stadse mentaliteit komt zo ook in de dorpen terecht.
Doordat de mensen mobieler zijn en op meer plekken komen, raken ze ook minder gehecht aan hun eigen woonplaats. Dit noem je trans-lokalisme.
Nog iets later worden tekorten op de arbeidsmarkt aangevuld met werknemers uit het buitenland. Er is in de naoorlogse periode veel werk te doen, maar niet genoeg mensen die dit kunnen doen. Daarom komen er mensen uit de Zuidelijke landen om hier te komen werken.
Ook zijn er flinke groepen inwoners van (voormalige) Nederlandse koloniën naar hier gekomen.
De welvaart neemt snel toe en daarmee de consumptie. Door de stijgende welvaart gaan de mensen meer verdienen, wat ervoor zorgt dat ze niet meer zoveel hoeven te werken. Mensen hadden hierdoor meer vrije tijd en gingen meer recreëren.
Het aanzien van Nederland verandert in rap tempo. Kijk naar de video ‘Cultuurgroepen in Nederland’.
*Pluriformiteit is dat mensen met verschillende culturen bij elkaar leven in dezelfde buurt, wijk, stad of land.
**Mobiliteit is in hoeverre de mensen in staat zijn om zich over grotere afstanden te verplaatsen.
Maak nu de onderstaande sleepoefening: