De eerste les gaat over de normale tegenwoordige tijd.
Bij de tegenwoordige tijd komen er vaste uitgangen achter het werkwoord. Ik zal het proberen uit te leggen in stappen.
Aan het einde van de les kun je deze stappen vloeiend doorlopen en werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen
Aan het einde van de les kun je, aan de hand van de uitleg, het ezelsbruggetje 'smurfen' toepassen.
Stap 1: Pak de stam. De stam is het hele werkwoord min de uitgang 'en'
Voorbeeld: Hele werkwoord is vinden. We halen hier dus 'en' af en er blijft 'vind' over.
Stap 2: De volgende uitgangen staan vast:
Ik = stam
jij/ je = stam + t
hij/ zij/ het = stam + t
u = stam + t
wij = hele werkwoord
jullie = hele werkwoord
zij/ ze = hele werkwoord
Deze uitgangen kun je uit je hoofd leren, deze worden in de tegenwoordige tijd altijd toegepast.
Stel je wilt de hij-vorm van het werkwoord vinden.
We hebben de stam, dat is = ik vind. Je kijkt bij de hij-vorm en zoals te zien is, komt er dan een 't' achter.
Hij vindt. Je schrijft het dus met dt.
Je kunt in de tegenwoordige tijd ook een ezelsbruggetje gebruiken. Dat gaat als volgt: Je gebruikt, voor het werkwoord dat je nodig hebt, het werkwoord smurfen. Je voegt dit in de zin in.
Hij ( vinden) (Smurf t ) dit een interessant onderwerp. Je hoort als vanzelf dat je een t plaatst achter smurf. Als je deze t hoort, dan schrijf je het ook. Ook in dit geval kom je uit op hij vindt.