De vraag naar arbeid

De totale vraag naar arbeid is gelijk aan de werkgelegenheid.
De werkgelegenheid is dus gelijk aan het totale aantal arbeidsplaatsen, de bezette arbeidsplaatsen plus de niet bezette arbeidsplaatsen (vacatures).

In de tabel zie je gegevens over de vraag naar arbeid en het aanbod van arbeid in Nederland in 2010.

Uit de tabel kun je afleiden dat in 2010 de totale vraag naar arbeid:
7.600.000 + 250.000 = 7.850.000 personen was.

In werkelijkheid is de vraag naar arbeid groter dan de officiĆ«le cijfers weergeven. Dit komt door de zogeheten niet vermelde vacatures of ook wel de verborgen werkgelegenheid. Het wil nog wel eens voorkomen dat een werkgever geen nieuwe vacature plaats ook al is er wel werk beschikbaar. Als een personeelslid bijvoorbeeld met pensioen gaat, dan moet zijn werk over worden genomen.  Er is dus vraag naar arbeid. Maar in plaats van iemand voor deze functie te zoeken verdeeld de werkgever de werkzaamheden over de al aanwezige personeels leden. Iedereen krijgt er een taak bij. In theorie zou er dan bijvorbeeld werk zijn voor 11 mensen (vraag naar arbeid is 11), maar het werk moet gedaan worden door 10 mensen. De werkelijke vraag naar arbeid (11) ligt hoger dan de geregistreerde vraag naar arbeid (10).

De overheid en de bedrijven zijn de vragers van arbeid. 

Particuliere bedrijven hebben als doel het maken van winst
Deze bedrijven zullen daarom alleen iemand in dienst nemen als hij/zij meer oplevert dan dat hij/zij kost. 

Wat een werknemer oplevert, hangt af van het aantal producten dat de werknemer maakt en de verkoopprijs van die producten. 
De kosten van de werknemer zijn vooral loonkosten.