In dit hoofdstuk is een globale uiteenzetting van de Nigeriaanse economie gegeven. De vraag die in dit hoofdstuk beantwoord wordt luidt als volgt: ‘’Op welke wijze hebben economische verhoudingen, op verschillende schaalniveaus, invloed op het conflict?’’ Deze economie lijkt te bestaan door grotendeels de olie-exploitatie, waar bewoners vervolgens onder lijden. De olie-exploitatie wordt uitgevoerd door grote multinationals. Dit gaat niet altijd in eerlijke samenwerking met de Nigeriaanse overheid. De Nigeriaanse overheid lijkt ook een gebrek te hebben aan instituties, zeker in vergelijking met Nederland. Zo biedt de Nigeriaanse overheid weinig tot geen vangnet bij ziekte en leeft een groot deel van de bevolking onder de armoedegrens. Wel werkt een groot deel van de Nigerianen (ook kinderen), maar heeft de overheid geen zicht (geen publicaties) op de aantallen in specifieke sectoren.
De Nigeriaanse overheid verdient het grootste deel van haar geld dankzij de alom aanwezige olievelden in de Nigerdelta, maar ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties schrijven dat de meerderheid van de bevolking in olievervuiling en armoede leeft (Amnesty International1, z.j.). Het is saillant dat het meeste geld in het kleine Zuidelijke deel wordt verdiend, omdat het een redelijk klein deel van het land betreft. Er wordt veel verdiend, maar de bevolking is arm. Dit laatste sluit aan bij het lage bruto nationaal product per hoofd van de bevolking, een maatstaf om welvaart te meten tussen verschillende landen. Het BNP in Nigeria staat op $ 2,800 en hiermee op de 180e plaats van de 228 gemeten landen, dus aan de onderkant van de streep. Het hoogst gemeten BNP per hoofd van de bevolking wereldwijd is namelijk $ 102,001 (Qatar) en het laagst gemeten BNP is $ 400 (Congo) (Indexmundi, 2017). Momenteel lijkt het Nigeriaanse overheidsinkomen voor het eerst sinds 1991 te dalen doordat het land in een recessie zit. Twee derde van het inkomen wordt gegenereerd door olieproductie- en export, en de verkoop van olie is zelfs goed voor maar liefst 90% van alle exportopbrengsten. Omdat deze inkomsten zijn cruciaal voor het land zijn kan het BNP per hoofd van de bevolking snel dalen wanneer er inkomsten door olie worden misgelopen (FD1, 2017). De verdeling qua arbeid in de landbouw- en grondstoffen is in voorgaande paragraaf beschreven.
De grote Nigeriaanse inkomstenbron; de olievelden in de Nigerdelta, gelegen in het zuiden van het land bij de Golf van Guinee en tevens gelegen in één van de dichtstbevolkte gebieden in Afrika, werden door het multinationale bedrijf Shell ontdekt in 1956. De exploitatie startte twee jaar later door SPDC, een dochteronderneming van Shell, in samenwerking met het Nigeriaanse staatsoliebedrijf NNPC, Elf Petriolium Nigeria en Agip. Momenteel ontstaan er vele olielekkages door kapotte pijpleidingen, met bijbehorend negatief effect op de omgeving (Amnesty International1, z.j.). Deze lekkages worden veroorzaakt door slecht onderhoud en corrosie, en door de lekkages vindt er water- en bodemvervuiling plaats. Ook worden de sociaaleconomische rechten van de bewoners hiermee geschonden, zoals het recht op huisvesting, arbeid, voeding en schoon drinkwater. Shell biedt hiervoor geen of nauwelijks compensatie, terwijl dit wel zou moeten wanneer lekkage ontstaat door toedoen van het bedrijf. Het bepalen van een eventuele compensatie wordt gedaan door een officiële Nigeriaanse toezichthouder, welke vaak een gebrek aan middelen heeft én afhankelijk is van de oliemaatschappijen. Hierin vindt dus niet alleen een tekort aan middelen plaats, maar ook een onduidelijk of niet aanwezig onafhankelijk instituut én belangenverstrengeling. Amnesty International pleit voor concretere onderzoeksrapporten met bewijsmateriaal zodat bewoners gecompenseerd kunnen worden en de vervuilde gebieden schoongemaakt (Amnesty International2, z.j.).
De economische activiteiten in het land lijken in lijn te leggen met hetgeen eerder is beschreven. Er is politieke instabiliteit in Nigeria, een corrupte overheid en een gebrek aan instituties, waardoor Nigeriaanse burgers slachtoffer zijn en te weinig hulp krijgen. De multinational heeft ruim baan om diens activiteiten in het land voort te zetten, het Nigeriaanse land lijkt hiervoor een ideaal platform.
Het Nederlandse Openbaar Ministerie doet momenteel onderzoek naar het door de mensenrechtenorganisatie opgemaakte dossier aangaande mensenrechtenschendingen in Nigeria. Amnesty International heeft documenten van Shell onderzocht waaruit blijkt dat Shell het Nigeriaanse leger aanmoedigt actie te ondernemen tegen protesten van de Ogoni-gemeenschap, wetende dat dit schrikbarende gevolgen zou hebben. De Ogoni-gemeenschap protesteerde tegen Shell nadat enorme milieuschade was aangericht door het bedrijf. De gemeenschap werd niet beschermd door het leger, integendeel. Mensen werden aangevallen, minstens tachtig mensen zijn gedood en 595 huizen platgebrand. Het leger kreeg hierbij ondersteuning en materiaal van Shell, Shell ontkent alle aantijgingen (FD2, 2017). Dit is echter niet de enige aantijging jegens Shell vanwege de activiteiten in de Nigerdelta. Het Nederlandse Openbaar Ministerie doet momenteel ook onderzoek naar een grote corruptieaffaire in het land, waarbij aangifte is gedaan tegen de huidige CEO van shell, diens voorganger en twee voormalig Shell-directeuren. In 2011 heeft Shell exploitatierechten ontvangen voor het exploiteren van een groot stuk zee in de Golf van Guinee, waar een oliemeer met een geschatte waarde van 450 miljard dollar ligt. Voor het olieveld heeft Shell, samen met Italiaans oliebedrijf Eni, in totaal 1,3 miljard dollar aan de Nigeriaanse overheid betaald. Hiervan werd 800 miljoen doorgesluisd naar Malabu waarna het is verdeeld over een groot aantal belanghebbenden bij de verkoop van het olieveld. Ook bij dit corruptieschandaal verwacht Shell niet dat er reden is tot vervolging (Vrij Nederland, 2017).
Internationale economieën profiteren dus flink mee van de Nigeriaanse olievelden. Zeker in deze tijden van globalisering waarbij goederen en kapitaal snel de wereld over gaan. Echter lijkt de nationale bevolking hier veel directe schade aan te ondervinden. Daarbij komt nog dat Nigeriaanse, nationale instituties tekortschieten qua middelen (en kennis?) om concreet beleid in te zetten, en zich afhankelijk opstellen ten opzichte van de grote multinationale bedrijven. Dit lijkt vaker te gebeuren bij landen die laag op de economische ladder staan en sluit aan bij het ontwikkelingsvraagstuk; armere landen worden in internationale context uitgesloten. De algemene welvaart in Nigeria is laag, er is een lage kwaliteit van collectieve voorzieningen, gebrekkige economische infrastructuur en mensenrechten worden geschonden.
Ondanks het feit dat Nigeria niet onder de door de Verenigde Naties opgestelde lijst van minst ontwikkelde landen valt, is het land zeker uiterst kwetsbaar doordat het overgrote deel van de inkomsten wordt gegenereerd uit de exploitatie van de olievelden. Daarbij ligt het inkomen per hoofd van de bevolking jaarlijks onder het door de VN gestelde criterium van $ 1086 per jaar (zoals eerder beschreven ligt het BNP per hoofd van de Nigeriaanse bevolking op $ 2,8, dit is omgerekend naar het jaarlijks inkomen). Tot slot is er een lage mate van menselijk potentieel; de menselijke ontwikkeling is laag, net zoals in vele andere Afrikaanse landen (UnitedNations1, 2017).
Het Nationaal menselijk potentieel wordt jaarlijks door de VN gemeten op basis van vier overkoepelende pijlers; de Human Development Index, de Inequality-adjusted Human Development Index, de Gender Inequality Index en de Multidimensional Poverty Index. Deze overkoepelende pijlers zijn weer onderverdeeld in sub-pijlers. Een aantal hiervan worden in onderstaand schema beschreven. Op mondiaal niveau staat Nigeria op 152e plek op de Human Development Index, en in het overzicht is een vergelijking met de Nederlandse status gegeven.
Gezondheid: De levensverwachting van de gemiddelde Nederlander is 81,7 jaar, die van een Nigeriaan 53,1. Er sterven nog relatief veel mensen aan malaria en tuberculose, er is een relatief hoge mate van kindersterfte en er wordt extreem weinig van het Nigeriaanse inkomen besteed aan publieke gezondheid, waardoor zieke mensen direct al een lage kans tot overleving heeft.
Scholing: Een Nederlander gaat gemiddeld 11,9 jaar van zijn leven naar school, een Nigeriaan 6, en er zijn geen gegevens beschikbaar waarop de uitgaven van de Nigeriaanse overheid aan educatie staan beschreven. Van de Nigeriaanse bevolking is 59,6% literair onderlegd, en kan een simpel stukje over diens dagelijks leven beschrijven, zowel qua spreektaal alsook op papier.
Armoede: Nederland lijkt geen armoede-index te hebben, waarschijnlijk doordat het land welvarend is en een dusdanig sociaal vangnet heeft dat men niet onder een armoedegrens hoeft te leven. In Nigeria leeft 53,5% van de bevolking onder de armoedegrens.
Arbeid: Van de Nederlandse bevolking is er 59,9% werkzaam, Van de Nigeriaanse bevolking (van 15 jaar en ouder) ligt het percentage op 53,1%. Opvallend is dat er in Nederland geen gegevens van kinderarbeid beschikbaar zijn, in Nigeria werkt een kwart van de kinderen onder de 14 jaar, terwijl er op vele andere gebieden (zoals werkzaamheid in agricultuur of dienstensector of de aantallen jongeren die niet werkzaam zijn) geen Nigeriaanse gegevens beschikbaar zijn. De Nederlandse gegevens op deze gebieden zijn wel aanwezig. Hierdoor lijkt het alsnog Nederland meer zicht heeft op nationale arbeid, arbeidskrachten en arbeidsmogelijkheden, terwijl de Nigeriaanse overheid hier geen overzicht van heeft.
Mobiliteit en communicatie: In Nederland gebruikt ruim 93% van de bevolking internet, tegenover slechts 47,4% van de Nigeriaanse bevolking. Een gevolg hiervan zou kunnen zijn dat de Nigerianen minder kennis tot beschikking kunnen nemen.
Demografie: De Nederlandse populatie bestaat uit ongeveer 17 miljoen mensen, tegenover de ongeveer 182 miljoen mensen in Nigeria. Hiervan woont ruim 47% van de Nigerianen in urbane gebieden tegenover ruim 90% van de Nederlanders (UnitedNations, 20172,3).
Kortom: De Nigeriaanse overheid biedt haar bevolking weinig kans tot ontwikkeling en sociale zekerheid. Dit leidt vervolgens tot centrifugale krachten zoals armoede, waardoor het volk verdeeld raakt en er weinig vertrouwen is in het centrale gezag. Ook de westerse multinationals en de Nigeriaanse overheid die met name in het zuiden geld verdienen, zorgen op dit gebied voor weinig eenheid. Het centrum laat de periferie in feite links liggen, het kerngebied lijkt het meest interessant voor de overheid