In les 1 gaan de leerlingen aan de slag met paragraaf 2.1 Aanzichten. Om de les te beginnen is het handig om een stoel op tafel te zetten en met behulp van die stoel visueel duidelijk te maken wat een vooraanzicht, zijaanzicht en bovenaanzicht is. Op het bord teken je de verschillende aanzichten, zodat het goed zichtbaar is voor de leerlingen hoe je het kunt tekenen. Als de leerlingen dit begrijpen, kunnen ze gaan werken aan de opdrachten 1 t/m 3. Je loopt rond door de klas om eventuele vragen te kunnen beantwoorden en hulp te bieden daar waar nodig is. Als iedereen klaar is, kun je ervoor kiezen om de opdrachten gezamenlijk na te kijken als daar nog genoeg tijd voor is. Merk je dat de tijd bijna om is, dan kun je ervoor kiezen om de nakijkboekjes uit te delen, zodat ze het zelf na kunnen kijken.
Je hebt een kwartier over gehouden om opdracht 4 gezamenlijk te doen. Deze opdracht gaat over een bouwwerk van kubusjes. Dit is een pittige opdracht, omdat de leerlingen nu zelf een inbeelding moeten maken van de situatie. Je behandeld deze opdracht klassikaal, maar je zorgt er wel voor dat de leerlingen de vragen beantwoorden, dus dat je niet zelf alles voor gaat doen. Als de leerlingen deze les goed meegedaan hebben, dan hebben ze geen huiswerk voor de volgende les.