Geld

Bijna elke dag of week krijg je te maken met geld. Middels dit thema "Geld", leer je wat geld is en wat je allemaal kan doen met geld. 

Bestudeer daarom onderstaande informatie over geld, beantwoordt daarna de erbij behorende vragen met een klasgenoot!

 

Geld (munten en bankbiljetten)

Ontstaan van geld

Een van de belangrijkste middelen, die je nodig hebt om in je behoeften te voorzien is geld. Geld is een ruilmiddel, die ontstaan is in de tijd van de jagers en boeren. Deze waren zelfvoorzienend en ruilden elkaars waar wanneer ze wat nodig hadden. Zo ontstond de ruilhandel. Het ruilen van goederen en diensten tegen andere goederen en diensten noemt men de directe ruil. Daarna kwam er een tijd, waarbij men zich ging specialiseren en de handel steeds belangerijker werd. Men zag toen ook in dat het ruilen met een middel, die een eider accepteerde, veel handiger zou zijn. Dus werd bijvoorbeeld aardappelen als de ruilmmiddel aangewezen.En veel later werden metalen munten de ruilmiddel. Zo ontstond geld en dus de indirecte ruil. Het ruilen van goederen en diensten tegen geld of een andere ruilmiddel wordt de indirecte ruil genoemd.

Vormen van geld

Dagelijks heb je geld nodig. Maar geld komt in 2 soorten voor, namelijk: giraal en chartaal geld. Giraald geld is geld dat op je bankrekening staat en niet tastbaar is. Bij giraal geld zie je de waarde alleen op een bankafschrift of saldomelding. Met giraal geld verricht je ook electronische betalingen. Chartaal geld integendeel is geld in de vorm van munten en bankbiljetten en is dus tastbaar. Chartaal geld wordt ook wel contant geld genoemd.

Functies van geld

Zoals eerder aangegeven wordt het middel geld gebruikt om te ruilen en heeft geld hierdoor de functie van een ruilmiddel. Maar geld kan ook als een rekenmiddel worden gebruikt: je geeft producten en diensten dan een waarde in geldeenheden om er mee te kunnen rekenen. Daarnaast is geld ook een oppotmiddel. Bij deze functie spaar je geld om het op een later tijdstip uit te geven.

 

 

Beantwoord de volgende vragen over het thema geld!

Opdracht 1. Gaat het in de volgende gevallen om giraal of chartaal geld? Leg ook uit waarom!

 -je koopt een telefoonhoesje en betaalt Euro 10 bij de kas met je pinpas.

- je koopt een cadeautje en je betaalt contant met een briefje van Euro 20.

- Sam koopt online een paar t-shirts.

 

opdracht 2. beantwoord de volgende vraag!

Wat is het verschil tussen directe en indirecte ruil?

 

opdracht 3. Kies het juiste woord!

Als je geld pint bij een geldauutomaat, dan ............

- daalt/stijgt jouw hoeveelheid giraalgeld

- daalt/stijgt jouw hoeveelheid Chartaalgeld

 

Opdracht 4. Is er hier sprake van een directe of indirecte ruil?

Simone ruilt haar zelf gemaakte schilderij in voor een kledingkast waar ze haar kleren in kan hangen.