Opdracht 1 Maak de zinnen af
Je hebt inmiddels al een hoop begrippen geleerd: titel, alinea, leader en tussenkopje. Ook heb je geleerd hoe je zoekend en globaal moet lezen. Voor deze opdracht ga je in een krant op zoek naar al deze begrippen. Maar wat is wat?
Maak de volgende zinnen af:
Een titel staat meestal ......................... een tekst. Je herkent de titel aan .................. en de ....................................
Het onderwerp van een tekst vind je door de vraag te stellen:
......................................................................................................................................................?
Een stukje tekst noem je een .................................. Een tekst kan uit meerdere ...................................... bestaan.
Je vindt het onderwerp van een .................................. door de vraag te stellen:
......................................................................................................................................................?
Als een ................................. een titel heeft dan noem je dat een .........................................
De .......................................... herken je omdat die het eerste stukje van een tekst is. Deze is vaak dikgedrukt.
Opdracht 2 Verknip de krant
Van je docent krijg je een krant en een A3 papier. Dit papier vouw je in vier gelijke vakken. In elk vak ga je andere stukken krant plakken.
Vak 1 krantenkoppen zo veel mogelijk verschillende (denk aan lettertype en dikte)
|
Vak 2 Eigen keuze
|
Vak 3 teksten die uit 3 alinea’s bestaan
|
Vak 4 krantenartikelen die je leuk vindt om te lezen
|