Inleiding
Deze les dient als introductie op het onderwerp van de Griekse mythologie. Tijdens deze les komen verschillende onderwerpen kort aan bod. Deze onderwerpen zijn onderverdeeld in verschillende opdrachten. De onderwerpen die aan bod komen zijn:
Al deze onderwerpen worden geïntroduceerd door een koppeling te maken met de huidige situatie in de samenleving in Nederland.
Info
Voorbereidingstijd: 30 minuten
Geadviseerde lestijd: 45 minuten
Materialen: digibord, minimaal 1 device met internettoegang per 2 leerlingen.
Kerndoelen: doel 51 en 52. Tijdsaanduiding op tijdbalk en kenmerkende aspecten tijdvak Grieken en Romeinen.
Leerdoelen
Lesdoelen
Kort verloop van de les
Eerst geeft de docent een instructie aan de kinderen, waarbij hij de informatie geeft die nodig is tijdens deze les.
Na deze instructie gaan de kinderen zelf aan de slag in wikiwijs, waar extra informatie staat en ze verwerkingsopdrachten kunnen maken.
Als afsluiting kan er besproken worden wat de kinderen nu weten, en of het gebruik van wikiwijs goed ging.
Voorbereiding
Voordat de les begonnen is opent de docent de Prowise presentatie op het bord. Deze presentatie dient als hulpmiddel bij het vertellen van de informatie die de kinderen tijdens deze les nodig hebben. Voor het begin van de les zorgt de docent dat hij deze informatie minstens een keer heeft doorgelezen. Aan de hand van de volgorde op Prowise kan de informatie verteld worden. Om verder te gaan in de Prowise presentatie moet er geklikt worden op de Griekse vlag rechtsonderin. Wanneer er terug gegaan moet worden naar een vorige slide moet er op de Nederlandse vlag geklikt worden linksonderin.
Klik op deze link om naar de Prowise presentatie te gaan
Opbouw van de les
Introductie
Deze les zal gaan over de cultuur van de oude Grieken. Dit zal gedaan worden aan de hand van een vergelijking tussen onze Nederlandse cultuur en de cultuur van de oude Grieken. Daarnaast zullen de kinderen het verschil leren tussen een mythe en tragedie.
Kern: presentatie van de docent
*De tijd van de oude Grieken was van ongeveer 3000 voor Christus tot ongeveer het jaar nul. Met behulp van een kaart van Europa (verwerkt in de Prowise presentatie) kan een topografisch beeld worden gegeven van Griekenland, met ook een verwijzing naar Nederland. Ga hierbij in op verschillen tussen deze landen (bijvoorbeeld: locatie, temperatuur, plantengroei).
Griekenland heeft veel bergen en eilanden, in tegenstelling tot het vlakke Nederland. Ook de temperatuur ligt veel hoger, waardoor de flora en fauna anders zijn. Zo zijn er veel dorre planten.
*Het leven van de oude Grieken is heel anders dan ons leven. Het oude Griekenland was niet een grote staat, maar bestond uit aparte steden. De oude Grieken leefden in steden, die gelijk ook een eigen staat vormden. Een gevolg hiervan is, dat iedere stad zijn eigen regels en regering had.
Op dit punt kan er een brainstorm gehouden worden over wat de kinderen denken dat het gevolg is van steden die allemaal hun eigen regels en regering hebben. Er kan door de docent gestuurd worden naar ruzies tussen steden, strijd om de regering etc.
Overdag waren de Grieken veel buiten. In iedere stadstaat was een grote openbare ruimte: de agora. Dit is een plein waar iedereen bijeen kwam en waar belangrijke boodschappen werden verkondigd. In deze tijd waren er namelijk nog geen kranten, telefoons, tv of computers.
*Griekse mannen en vrouwen hadden allemaal aparte taken. De mannen waren vaak op straat te vinden en hadden belangrijke functies. De mannen vochten, stemden, regeerden en deden belangrijk werk.
De vrouwen hadden de taak om kinderen te krijgen en voor hen te zorgen. Vrouwen mochten ook niet over zichzelf beslissen, dat deed hun man of vader. Daarnaast mochten ze niet zoals de mannen stemmen, deelnemen aan de regering of werken binnen de maatschappij.
Dit staat in tegenstelling tot hoe de verhouding tussen mannen en vrouwen is binnen onze maatschappij. Vrouwen kunnen nu bij ons bijvoorbeeld wel werken bij de regering en er zijn ook mannen die thuis blijven om voor hun kinderen te zorgen.
*De oude Grieken hadden hele andere kleren dan wij nu hebben. Zij droegen vroeger onder andere een toga. Dat is een soort lange jurk die gedragen werd door belangrijke mensen. Dat liet zien dat de mannen heel rijk waren. Een toga werd alleen door mannen gedragen en niet door vrouwen.
Als ze in huis waren droegen mannen een dun hemd, dit heette ook wel een chiton. Als ze naar buiten gingen hadden ze hier een mantel overheen. Aan hun voeten droegen ze vaak sandalen. Wanneer de mannen op reis gingen hadden ze bijna altijd een grote, brede hoed op. Deze hoed wordt een petasos genoemd.
Griekse vrouwen hadden meestal een hoofddoek om hun hoofd, waaronder ze hun haar hadden opgestoken of gevlochten. Ze hadden lange kleren aan die helemaal tot de grond kwamen.
Mannen hadden bijna altijd lang haar. Dit komt omdat alle slaven in die tijd kort haar moesten hebben en ze wilden laten zien dat ze geen slaaf waren.
In die tijd was het heel normaal, vooral voor de rijke mensen, om slaven te hebben. Deze slaven deden veel klusjes in en om het huis, en moesten alles doen wat tegen ze gezegd werd. Een slaaf was te herkennen aan zijn korte haar en korte kleding, de rest van de Grieken had lang haar en lange kleding.
*De oude Grieken hadden een polytheïstische godsdienst. Dit betekent dat ze meerdere goden hebben. ‘Poly’ betekent veel in het Grieks en ‘theos’ betekent goden. Dus polytheïstisch betekent letterlijk ‘meerdere goden’. De goden van de oude Grieken beschikken over buitengewone krachten: als het regende, kwam dit door de goden. Oorlogen werden door de goden aangestuurd. Als je verliefd werd, kwam dit door de liefdesgodin. De Griekse goden leven op de berg Olympos (de hoogste berg in Griekenland). Ook kunnen de goden menselijke gestalten aannemen. Een Griekse god kan bijvoorbeeld naar de aarde gaan en een menselijk uiterlijk krijgen.
Voor de goden werden tempels gemaakt hier konden de Grieken offers brengen. Offers waren vaak dieren die verbrand werden op het altaar in de tempel.
Als de oude Grieken feest vierden, werden de goden geëerd door liederen te zingen, optochten te houden of dieren te offeren.
Wanneer de oude Grieken een belangrijke raad nodig hadden, gingen ze naar de tempel gewijd aan de god waar ze hulp van nodig hebben. Ze kregen dan een orakel: een raadgevende uitspraak van de goden. Deze uitspraak was vaak heel raadselachtig en werd door een priester vertaald.
De 6 belangrijkste goden zijn Zeus, Apollo, Hades, Poseidon, Ares en Afrodite.
Zeus is de oppergod, Apollo is de god van de muziek en de zon, Hades is de god van de onderwereld (de plek waar de doden heen gaan), Poseidon is de god van de zeeën en wateren, Ares is de god van de oorlog en Afrodite is de godin van de liefde.
*De Grieken hebben een ander schrift dan wij. Ze schreven met andere letters en hadden andere woorden. Veel van de letters die wij hebben zijn wel gebaseerd op de Griekse letters, dus als je goed kijkt zijn er overeenkomsten te vinden.
*Het onderwijs verschilde per stadstaat. School was niet door de overheid bepaald, ouders leerden hun kinderen wat zij zelf wisten en dachten wat nuttig was. Als een kind zeven was konden de ouders een leraar inhuren om hun zoon les te geven (meisjes kregen geen les). Er waren maar drie vakken die ze kregen: lichamelijke opvoeding, grammatica (lezen en schrijven) en muziek.
Muziek was heel belangrijk voor de oude Grieken. Door muziek werden verhalen en tradities doorgegeven. Er waren immers nog geen kranten, tv, computers of telefoon.
*De verhalen van de oude Grieken werden mythen en sagen genoemd. Deze werden alleen mondeling doorgegeven, ze stonden dus niet op papier. Deze verhalen gaan over goden, halfgoden (half mens, half god) en het contact tussen goden en mensen. In de verhalen wordt verklaard hoe de wereld is ontstaan, maar ook hoe de mensen tegen de wereld aankijken. De verhalen die er zijn waren voor de oude Grieken als een geloof, ze waren dus echt en niet zo maar verhalen voor hen.
*De Griekse tragedies waren treurspellen/toneelstukken, er was dus altijd een verdrietig thema. De tragedies werden, in tegenstelling tot de mythen, woord voor woord opgeschreven. De onderwerpen van de tragedies zijn afgeleid uit de mythen. Er zijn wel honderd tragedies geschreven, er zijn er helaas nu nog maar dertig over.
De tragedies werden in Athene opgevoerd in een groot amfitheater. Eerst werden er drie treurige stukken opgevoerd en daarna een vrolijke.
De toeschouwers zaten in een halve cirkel rondom het toneel. De spelers waren alleen maar mannen die pruiken en maskers droegen. Er werd geen echte moord uitgevoerd tijdens het toneel. Als er een moord was in het toneelstuk werd dit verteld door een bode of een getuige die alles beschreef. De tragedies duren ongeveer 3 uur.
Kern: verwerking van de stof
Na de presentatie gaan de kinderen aan de slag met de opdrachten. Deze opdrachten staan online op de website. Er moet uitgelegd worden dat er per onderwerp een paar opdrachten voor de kinderen klaar staan. Ze moeten beginnen bij de eerste opdracht en steeds verder werken Wanneer ze naar de volgende opdracht willen gaan moeten de kinderen de vorige opdracht foutloos gemaakt hebben, er is geen limiet aan pogingen. Wanneer ze de vier opdrachten gemaakt hebben staat er nog een vijfde (extra) opdracht klaar. De antwoorden die gegeven worden door de kinderen zijn achteraf niet zichtbaar, het is dus belangrijk dat de docent in de gaten houdt of alle leerlingen verder komen of juist blijven hangen bij een vraag.
De rol van de leraar tijdens het zelfstandig werken van de kinderen is eventueel helpen wanneer de kinderen vastlopen omdat ze de vraag niet snappen of de stof niet begrijpen.
Afsluiting
Als afsluiting van de les gaat de docent klassikaal na of de leerdoelen behaald zijn. Dit kan door de kinderen te vragen of zij zelf denken hun leerdoelen behaald te hebben. Daarnaast zou de docent nog enkele vragen kunnen stellen om de stof terug te laten komen. Bijvoorbeeld:
-Waar leefden de oude Grieken?
-Wat is een verschil tussen het leven van de oude Grieken en jouw eigen leven?
-Hoeveel goden hadden de oude Grieken?
-Geef een voorbeeld van een Griekse god(in).
-Wat zijn Griekse mythes en hoe worden deze doorgegeven?
-Wat zijn Griekse tragedies?
Eigen inbreng van vragen omtrent de stof is ook mogelijk.
Hierna sluiten de kinderen de lessen af en is de eerste les afgelopen.