Door te oefenen leer je de zinsdelen steeds beter te herkennen.
Je gaat nu zelf zinnen maken met een paar woorden.
Voorbeeld:
Ik - cadeau - zus - gisteren Zin: Ik gaf mijn zus gisteren een boek cadeau.
Dit is een goede zin, want je kunt zeggen: Ik gaf aan mijn zus een boek cadeau.
Maak de volgende oefening.