Stap 2: Die, deze, dat en dit
De meest gebruikte aanwijzend voornaamwoorden zijn: die, deze, dat en dit.
Bij de-woorden gebruik je die en deze:
de man - die man - deze man.
- Die gebruik je als iets verder weg is: Die man is mijn oom.
- Deze gebruik je als iets dichterbij is: Deze leerling is erg goed.
Bij het-woorden gebruik je dit en dat:
het feest - dit feest - dat feest.
- Dat gebruik je als iets verder weg is: Dat meisje is mijn nicht.
- Dit gebruik je als iets dichterbij is: Dit feest is erg gezellig.
Maak de volgende oefening.