
In de volgende twee zinnen zie je 'die jongen' staan.
Maar 'die jongen' is alleen in de tweede zin het onderwerp.
Let maar eens op:
| 1. Weet jij de naam van die jongen? | Persoonsvorm: weet | Onderwerp: jij |
| 2. Die jongen heeft een mooie fiets. | Persoonsvorm: heeft | Onderwerp: die jongen |
Maak nu de volgende oefening.