Je gaat nu samen met een klasgenoot een kruiswoordraadsel maken.
Aanpak:
Zoek eerst een kruiswoordpuzzel op in een krant of op internet.
Zorg dat jullie begrijpen hoe je een kruiswoordraadsel invult.
Vraag eventueel hulp aan jullie docent.
Maak nu samen een lijstje met minimaal 12 woorden.
Schrijf achter elk woord een synoniem.
Maak met de 12 woorden een ingevuld kruiswoordraadsel op ruitjespapier.
Maak nu het echte kruiswoordraadsel.
Schrijf de omschrijvingen (de synoniemen) naast de puzzel.
Maak een kopie van jullie kruiswoordraadsel.
Vraag een andere klasgenoot om de puzzel op te lossen.