Wetenschapsacademies
Rond 1660 ontdekten regeringen dat de nieuwe wetenschappen van groot praktisch nut waren. Zowel in Engeland als in Frankrijk richtte de koning daarom een wetenschapsacademie op, waarin de beste wetenschappers bij elkaar werden gebracht.
De wetenschap hielp de Europeanen de wereld te overheersen. Wetenschappers leerden bijvoorbeeld de beweging van kanonskogels te berekenen. Daardoor konden betere kanonnen worden gebouwd. Astronomen konden de exacte plaats van sterren en planeten bepalen. Met behulp van meetinstrumenten konden scheepskapiteins daardoor overal op zee meten waar ze waren.
Nederlandse ontdekkingen en technieken
Nederlanders speelden in de wetenschappelijke revolutie een belangrijke rol. Christiaan Huygens was zelfs 15 jaar directeur van de koninklijke Franse wetenschapsacademie. Hij vond onder meer het slingeruurwerk uit. Met behulp van een wiskundige formule voor slingerbewegingen bouwde hij veel precieze werkende klokken dan tot dan toe gemaakt konden worden. Eerst moesten die klokken stabiel staan. Later maakte Huygens ook betrouwbare draagbare klokken en zelfs zakhorloges. Eerder al waren in Nederland veel uitvindingen gedaan. Die waren een belangrijke oorzaak van het Nederlandse succes in de Gouden Eeuw. Een voorbeeld is de fluit, een zeeschip dat in 1595 voor het eerst werd gebouwd. De fluit was sneller en stabieler en had meer laadruimte dan alle andere schepen. De Nederlanders maakten er honderden per jaar. Daarbij gebruikten ze een andere uitvinding: de houtzaagmolen, waarmee veel sneller kon worden gezaagd dan met de hand. Nederlanders maakten ook steeds betere windmolens voor het wegpompen van water.