Gebruik "Word" om een schrijfopdracht te maken. Op bladzijde 72 en 73 vind je hulpzinnen om de schrijfopdracht zo goed mogelijk te maken. Let bij het maken van de schrijfopdracht op de juiste vervoegingen van het werkwoord, de hoofletters bij zelfstandige naamwoorden en gebruik voor de zelfstandige naamwoorden het juiste geslacht. (der, die of das, ein of eine)
Schrijf:
- of je zakgeld krijgt
- hoeveel zakgeld je per maand krijgt
- of je een bijbaantje hebt en wat voor bijbaantje dat is
- aan welke drie dingen je je zakgeld uitgeeft
- wat je deze week (of vorige week) hebt gekocht
- of je geld spaart
- waarvoor spaar je dan
De meeste woorden heb je al een keer geleerd bij Quizlet. Probeer je te herinneren welke woorden dat waren. Wat je al weet hoef je niet meer op te zoeken. Dat is best handig en het bewijst dat je woordenschat groter is geworden.
Stuur de schrijfopdracht stuur je via opdrachten op.