Berlijnse muur

De Berlijnse muur was een muur die van 13 augustus 1961 tot 9 november 1989 West- en Oost-Berlijn van elkaar scheidde. De muur was het bekendste symbool van de Koude Oorlog en de deling van Duitsland

Sinds de oprichting van de DDR vluchtten veel burgers naar BRD. Dit nam steeds toe. In 1952 begon de DDR de grenzen af te sluiten met hekken, bewakingsposten en alarminstallaties. Langs de grens werd een 5 kilometer brede verboden zone ingericht. Het kon alleen betreden worden met speciale toestemming. Die toestemming werd vooral aan lokale bewoners verleend. De dwars door dichtbevolkt gebied lopende sectorgrens tussen Oost-en West-Berlijn bleef relatief open, omdat het nauwelijks te bewaken was. Via de lekkende grens verlieten tussen 1949 en 1961 ongeveer 2,6 miljoen mensen de DDR en Oost-Berlijn. In de laatste twee weken voor de bouw van de Muur vluchtten er nog 47.433 mensen. Voor Polen en Tsjechen was West-Berlijn ook een poort tot het Westen. Vele vluchtelingen waren vaak hoogopgeleide mensen en dit zorgde voor een serieuze bedreiging voor de economie van de DDR en zou uiteindelijk zelfs het voortbestaan van het land in gevaar kunnen komen.

Walter Ulbricht en de Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov besloten in 1961 een einde te maken aan de leegloop. In de nacht van 12 op 13 augustus werd begonnen met de bouw van de Berlijnse Muur.  Er werden op zeven plaatsen doorgangsposten opengelaten. De Muur werd door de Oost-Duitse grenspolitie zwaar bewaakt. De Muur had ook een prikkeldraad. De grenswachten hadden bevel om te schieten op mensen die de grens probeerden te oversteken. Dit betekende overigens niet dat niemand meer probeerde te vluchten. Gedurende de bijna dertig jaar dat de Berlijnse Muur bestond, zijn talrijke pogingen ondernomen om uit de DDR te ontsnappen. Hierbij zijn naar schatting ongeveer tweehonderd doden gevallen.