Begrippenlijst

 

Budgetteren

Je inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen

Begroten Een overzicht maken van je (verwachte) inkomsten en uitgaven
Sluitende begroting Je hebt precies genoeg inkomsten voor je uitgaven
Begrotingsoverschot Je hebt meer inkomsten dan uitgaven, je houdt geld over
Begrotingstekort Je hebt meer uitgaven dan inkomsten, je komt geld tekort
Inkomsten Al het geld wat er binnenkomt
Inkomsten uit arbeid Geld wat je verdient met werken
Overdrachtinkomsten Geld wat je krijgt waar geen prestatie tegenover staat, bijvoorbeeld subsidies, uitkeringen of je zakgeld
Inkomsten uit bezit Geld wat je krijgt uit bezit. Denk aan rente over je spaargeld of het verhuren van je huis.
Uitgaven Al het geld wat je uitgeeft. Je kunt je uitgaven weer onderverdelen in vaste latsen, dagelijkse uitgaven en incidentele uitgaven.
Schulden Geld wat je geleend hebt en nog terug moet betalen. Maar ook nog niet betaalde rekeningen
Sparen Geld wat je overhoud opzij zetten
Reserveren Geld opzij zetten voor uitgaven waarvan je nu al weet dat je ze gaat krijgen. Bijvoorbeeld onderhoud voor je scooter
   
 

 

 

​​

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

https://pixabay.com/nl/spotprent-smiley-vragen-puzzel-3082809/