Endogene processen (Veranderingen van binnenuit)
De meeste mensen weten niet wat er onder de grond gebeurt maar een ding is zeker, wat er zich onder de aardkorst afspeelt blijkt wel veel gevolgen voor ons te hebben. Daarom begonnen de mensen de aarde te bestuderen. De wetenschap die de vormen van het aardoppervlak en de processen die daarbij een rol spelen bestudeert heet geomorfologie. De processen die deze wetenschapers bestuderen kan je verdelen in 2 groepen namelijk endogene en exogene processen. Eerst worden de endogene processen uitgelegd. Thema’s die kort behandeld zal worden zijn platentektoniek, vulkanisme, aardbevingen en gebergtevorming. Daarna worden exogene processen uitgelegd. Thema’s die kort behandelt zal worden zijn mechanische verwering en chemische verwering.
Platentektoniek
De aarde bestaat uit verschillende lagen waarvan de aardkorst de vaste buitenkant van de aarde is. De mantel en aardkern vormen samen de binnenste deel van de aarde. De mantel kan je verdelen in binnen en buiten mantel. Hoe dieper je in de aarde gaat hoe hoger de temperatuur zal worden. Hierdoor is de binnen mantel en een deel van de buiten mantel niet vast maar vloeibaar. De andere deel van de buiten mantel is wel vast gesteente en vormt samen met de aardkorst de lithosfeer. Door temperaturen van meer dan 1000 graden Celsius zijn de gesteenten in de mantel vervormbaar. De hoge temperatuur zorgt ervoor dat de gesteenten dicht bij zijn smeltpunt ligt en is daardoor taai, vloeibaar en kan stromen. Je kan dit vergelijken met honing. Volgens de theorie van platentektoniek is de lithosfeer verdeelt in onafhankelijk van elkaar bewegende tektonische platen die op de zachte mantel drijven. De hoge temperaturen zorgen ervoor dat de mantel gesteente langzaam gaat stromen want de binnenste van de aarde kan de warmte kwijt alleen door convectiestroom. Convectiestroom is de stroom van gesteente. In bron 1 kan je een doorsnee van de aarde zien.
De lithosfeer is verdeelt in verschillende losse platen. De lijnen waar 2 of meer platen aan elkaar grenzen heet plaatgrenzen. Door convectiestromen bewegen en de platen en hierdoor veranderen de platen van plaats, vorm en grootte. De verschuiving en beweging van de aardplaten heet platentektoniek. De kennisclip hieronder gaat over platentektoniek en bevat goede voorbeelden.
Er zijn 3 mogelijke bewegingen van platen.
- Aardplaten bewegen van elkaar af
Plaatgrenzen waarbij de aardplaten van elkaar af bewegen heten divergente plaatgrenzen. Divergente plaatgrenzen vind je vooral bij een middenoceanische rug. Een middenoceanische rug is een plaatgrens in de vorm van een bergketen op de oceaanbodem. Opstijgende gesteente vanuit de mantel, het magma, vult de ruimte op die ontstaat doordat de aardplaten van elkaar af bewegen. Bij een middenoceanische rug groeien de oceanische platen. In bron 2 kan je een divergente plaatgrens zien.
-Platen bewegen naar elkaar toe
Plaatgrenzen waarbij de platen naar elkaar bewegen zijn convergente plaatgrenzen. De ene plaat duikt onder de andere plaat de mantel in. De wegduikende plaat wordt daardoor kleiner. Wetenschapers noemen dit onderduiken van een plaat subductie. De gesteentes van een oceanische korst zijn zwaarder dan de gesteentes waaruit een continentale korst bestaat. Door de lagere dichtheid van de continentale korst kunnen de continenten niet in de zwaardere mantel zakken. Bij subductie verdwijnt dan ook alleen oceanische korst in de mantel. in gebieden waar subductie voorkomt, ontstaat op de oceaanbodem een diepzeetrog. In bron 3 kan je een goede voorbeeld van een convergente plaatgrens zien.
-Aardplaten bewegen langs elkaar
Plaatgrenzen waarbij de platen langs elkaar bewegen zijn transforme breuken. De aardkorst groeit er niet aan en wordt er niet kleiner. In bron 4 zie je een voorbeeld van een transforme breuk.
Vulkanisme
Bij vulkanisme komt gesmolten materiaal, magma, uit de mantel naar boven. als magma aan het aardoppervlak komt, spreek je van lava. De lava koelt af en wordt hard. Zo ontstaat stollingsgesteente. Vulkanen komen niet willekeurig verspreid over de aarde voor, maar worden vooral gevonden rondom de randen van tektonische platen en rondom mid-oceanische ruggen. De aarde telt ten minste 1500 vulkanen, waarvan minstens zestig procent wordt gevonden op de bodem van de oceanen. Een vulkaanuitbarsting heet ook wel eruptie. Er zijn 2 eruptietypen. Een vulkaanuitbarsting waarbij magma rustig uitvloeit, heet effucieve eruptie. Het andere eruptietype is explosief. Bij een explosieve eruptie is het magma taaier en minder goed vloeibaar en in combinatie met gassen komt de uitbarsting plotseling en met enorme kracht. De grootste vulkaan op aarde is waarschijnlijk Mauna Loa op Hawaii. Deze vulkaan heeft zijn oorsprong onder zeeniveau en rijst vanaf de oceaanbodem op tot een hoogte van ongeveer 9.600 meter.
Een complete vulkaan bestaat uit 3 onderdelen: een magmahaard waarin zich voor de uitbarsting magma verzamelt, een toevoerkanaal waardoor magma naar het oppervlak stroomt en een vorm aan het aardoppervlak die vulkaan heet. Verder leer je 3 vulkaanvormen. Bij de indeling van de 3 vulkaanvormen spelen eruptietype en de plaatgrenzen een rol.
Schildvulkaan
Een schildvulkaan onstaat doordat dun vloeibaar lava ver uitstroomt voordat het stolt waardoor de vulkaan een vorm krijgt met een brede basis en een flauwe helling. deze vulkaanvorm vind je vooral bij middenoceanische ruggen. de vulkanen kunnen na veel uitbarsting heel groot worden. Sommige vulkanen op de middenoceanische rug steken zelfs boven de zeespiegel uit. In bron 5 zie je de divergentiezones rood gekleurd.
Stratovulkaan
Bij een convergerende breuk duikt een oceanische plaat onder een andere plaat. De wegduikende plaat neemt veel materiaal zoals onderkant van de aardkorst, het gesteente van de zeebodem en zeewater de mantel in. Door de warmte en de druk van de bovenliggende gesteenten, smelten gesteenten van de wegduikende korst. Het water dat mee is genomen verdampt, waardoor er stoom ontstaat. Door de warmte en de stoom stijgt de druk in de magmahaard. Het magma en de stoom zoeken een uitweg naar boven maar het gewicht van de bovenliggende aardkorst houdt dat tegen. Als de druk in de magmahaard hoger is dan de tegendruk van de aardkorst vindt er een uitbarsting plaats. In dit geval een explosieve eruptie. De vorm van een stratovulkaan is een kegelvorm met steile helling. In bron 6 zie je links een stratovulkaan
Spleeteruptie
Bij deze vorm van vulkanisme stroom dun vloeibaar lava uit lange spleten in de aardkorst. Die spleten ontstaan bij divergerende plaatgrenzen. Doordat de platen van elkaar af bewegen kunnen er spleten ontstaan van zelfs tientallen kilometers. Vooral op Ijsland vind je spleeteruptie.
Aardbeving
Door spanning in de aardkorst, als gevolg van platentektoniek, ontstaan aardbevingen. Een aardbeving is elke vibratie van een deel van de aardkorst. Langs alle soorten platengrenzen ontstaan er aardbevingen. Het verschuiven van de aardplaten wordt eerst tegen gehouden door de wrijving tussen de gesteentelagen. Daardoor bouwt zich een enorme spanning op, die op een bepaalde moment zo hoog wordt dat de platen plotseling langs elkaar bewegen. De plek in de aardkorst waar de aardbeving ontstaat is het hypocentrum. Loodrecht boven het hypocentrum aan het aardoppervlak ligt het epicentrum. In bron 8 zie je een schets waar je het epicentrum en het hypocentrum ziet. De kracht van een aardbeving wordt gemeten met een seismograaf.
Gebergtevorming
Als platen tegen elkaar botsen ontstaat er plooiingsgebergte. Wanneer een oceanische plaat onder een continent duikt vinden we gebergtevorming aan de rand van het continent. Zo duikt bijvoorbeeld de oceanische korst van de grote oceaan onder de westrand van het Zuid-Amerikaanse continent. Het materiaal in de diepzeetrog wordt samengedrukt geplooid en opgeheven, waardoor het Andes gebergte is ontstaan. In bron 9 zie je een schets hiervan.
Plooiingsgebergte ontstaan ook als 2 continenten tegen elkaar botsen, zie bron 9. Zo is de Himalaya ontstaan doordat India onder Azië schoof. Op deze manier worden continenten als het ware aan elkaar vastgeplakt. Voorbeelden van deze soorten gebergte zijn de Oeral en de Alpen, ze liggen meer landinwaarts.
Breukgebergte ontstaan wanneer platen zoals bij middenoceanische ruggen. Datzelfde proces kan zich ook onder een continent afspelen. Door de druk en warmte van magma bolt het continent op en er ontstaan scheuren die de aardkorst in stukken verdelen. Bij de breuken komen vulkanisme en aardbevingen voor. De scheuren lopen niet loodrecht, daardoor heb je op sommige plekken een bredere en op andere plekken een smallere basis. De stukken met een brede basis gaan omhoog terwijl de andere stukken zakken of minder omhoogkomen. Het stuk dat langs de breuken omhoogkomt heet horst. Het stuk dat langs de breuken daalt heet een slenk.