Zaadplanten zijn de meest bekende planten. Ze hebben wortels, stengels, bladeren én bloemen. Ze planten zich voort door middel van zaden. Zaadplanten zijn de enige planten met bloemen. De bloemen zijn in dit geval de speciale voortplantingsorganen van deze planten. In de bloemen heb je onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke delen, zoals bij alle andere organismen die 2 geslachten hebben, zijn beide nodig om een nieuw organisme te maken.
We verdelen de afdeling van de zaadplanten in twee klassen:
3.1 Naaktzadigen
Naaktzadige planten zijn planten waarbij de zaadjes onbedekt zijn. Bij naaktzadige planten zitten de zaden tussen de schubben van kegels. De zaden liggen "naakt" tussen de schubben. Er zit geen vrucht om de zaden heen.
De kegels van dennen en sparren zijn goede voorbeelden van naaktzadige planten.
De bladeren van de meeste soorten naaktzadigen zijn naaldvormig. Alle naaldbomen behoren tot de naaktzadigen.
3.2 Bedektzadigen
Bedektzadige planten zijn de planten met vaak kleurrijke en geurige bloemen. Deze bloemen trekken insecten aan, die het pollen (de voortplantingscellen) van de ene bloem naar de andere bloem brengen. Het overbrengen van die pollen noemen we bestuiving.
Na de bestuiving groeien de voortplantingscellen door de stamper heen, tot ze bij het zaadbeginsel aankomen. Daar komen de 2 voortplantingscellen bij elkaar en vindt er bevruchting plaats. Uit deze bevruchte eicellen groeien de zaden. Bij bedektzadigen liggen de zaden in vruchten. Het vruchtbeginsel dat er omheen zit, vormt het vruchtvlees van de vruchten. Een voorbeeld is de appelboom. De pitjes in de appel zijn de zaden van de appelboom. Het vruchtvlees dat daaromheen groeit, is wat wij mensen eten.