Persoonsvorm verleden tijd (deel 1)
Bekijk de afbeelding goed

Lees nu de onderstaande theorie goed door!
Een zwak werkwoord schrijf je in de verleden tijd als:
- stam + de(n) of stam + te(n).
- Als je het enkelvoud schrijft, gebruik je stam + de of stam + te.
- Schrijf je het meervoud, gebruik dan stam + den of stam + ten.
Bij de meeste werkwoorden kun je horen of je de(n) of te(n) moet gebruiken, bijvoorbeeld:
- Ondertekenen → ondertekende(n)
- Kappen → kapte(n)
- Keuren → keurde(n)
- Lachen → lachte(n)