3. Doelen

 

Doelen

 

Je krijgt een lijst met doelen van je docent. Dit wordt tegelijk je studiewijzer. Om deze doelen te kunnen behalen, moet je een aantal opdrachten maken. Het is de bedoeling dat je aan het eind van deze lessenserie alle lesdoelen met "ja" kunt beantwoorden.

 

 

Structuur

 

Voordat je daadwerkelijk met het behalen van de doelen begint, zul je eerst een test (opdr. 1) maken. Op basis van jouw resultaat, bepaal je waar je nog (veel) aandacht in de les aan moet besteden.

 

  • Ik weet wat een "werkwoord" is.
  • Ik weet welke vormen een werkwoord allemaal kan hebben.
  • Ik heb een diagnostische toets over werkwoordspelling gemaakt.
  • Ik ken de theorie over “’t ex-kofschip”.
  • Ik weet wat een “persoonsvorm” is.
  • Ik weet op welke drie manieren de persoonsvorm gevonden kan worden.
  • Ik weet wat de “eerste”, “tweede” en “derde persoon” zijn.
  • Ik weet wanneer een zin in de “tegenwoordige tijd” of in de “verleden tijd” geschreven is.
  • Ik weet wat een “infinitief” is.
  • Ik weet hoe een infinitief geschreven wordt.
  • Ik weet wat het verschil is tussen “sterke werkwoorden” en “zwakke werkwoorden”.
  • Ik weet hoe ik zwakke werkwoorden in de verleden tijd moet schrijven.
  • Ik weet met welke vergelijking ik werkwoordsvormen in de tegenwoordige tijd op kan lossen.
  • Ik weet wat een “bijvoeglijk naamwoord” is.
  • Ik weet hoe ik een bijvoeglijk naamwoord in een zin kan herkennen.
  • Ik weet hoe een bijvoeglijk naamwoord geschreven moet worden.
  • Ik weet wat een “voltooid deelwoord” is.
  • Ik weet hoe ik een voltooid deelwoord in een zin kan herkennen.
  • Ik weet hoe ik een voltooid deelwoord in een zin moet schrijven