Persoonsvorm verleden tijd (deel 2)

 

Maak de opdrachten hieronder. Beantwoord de vragen 1 keer

 

 

 

Nu volgen de moeilijke gevallen

 

Bij een werkwoord dat van zichzelf eindigt op –den (voorbereiden, vermoeden) of op –ten (stichten, trachten) eindigt de stam op een –d of op een –t. In dat geval krijg je dus dubbel dd of dubbel tt:

 

 

Maar soms is er twijfel: is het suisde of suiste/leefde of leefte?

 

Als je twijfelt, gebruik dan het ’t ex-kofschip (ook wel: ’t sexy fokschaap).

Wanneer je van het hele werkwoord  -en afhaalt, dan kun je met behulp van ’t kofschip achterhalen of je het woord met –de(n) of –te(n) schrijft. Eindigt het woord dan op:

Let op: Bij woorden als leven, verhuizen moet je ook uitgaan van het hele werkwoord zonder –en:

 

 

Maak de onderstaande opdracht en noteer jouw score op je blad.