Beste leerling,
In de vorige opdracht heb je de test gemaaktover criminialiteit. Deze opdracht bestond uit tien meerkeuzevragen. Als je zes of meer vragen goed had, dan kun je deze oefening overslaan. En dan mag je door naar de verrijkingsstof.
Criminaliteit is het geheel van gedragingen dat wettelijk strafbaar is gesteld. Dat wil dus zeggen dat hetgeen wat onder criminaliteit wordt verstaan, bepaald is door de formele wetgever. De formele wetgever in Nederland is de regering en de Staten-Generaal.
Criminaliteit is er in alle soorten en maten. Het Nederlandse strafrecht onderscheidt twee vormen van criminaliteit: overtredingen en misdrijven. Beiden noemen we delicten.
Wanneer we het hebben over overtredingen dan gaat het over de minder ernstige strafbare feiten. Je kunt hierbij denken aan wildplassen, een verkeersovertreding of vandalisme.
Bij misdrijven gaat het over de ernstig strafbare feiten. Dit kunnen mishandeling, moord of diefstal zijn.
Deze delicten hebben beide een aparte plek in het Wetboek van Strafrecht gekregen. De wetgever heeft in hoofdstuk twee van het Wetboek van Strafrecht alle overtredingen geplaatst. In hoofdstuk drie kun je alle misdrijven vinden. Dit heeft de wetgever gedaan zodat er een duidelijk onderscheid is.
Het verschil tussen een overtreding en een misdrijf komt tot uiting in het strafproces. Op misdrijven staat een maximale gevangenisstraf van dertig jaar of in ergere gevallen kan dit zelfs leiden tot levenslang. Op overtredingen staat een maximale gevangenisstraf van één jaar.
Criminaliteit is dus het geheel van gedragingen die wettelijk strafbaar zijn gesteld. Ook is er gekeken naar de twee verschillende vormen van criminaliteit. We hebben onderscheid gemaakt tussen overtredingen en misdrijven.
Als het goed is ben je nu in staat om de onderstaande oefening te maken: