Trouw aan eigen land en koning wordt belangrijker dan trouw aan de Kerk

De katholieke Kerk had in de Middeleeuwen een grote invloed op het dagelijkse leven. De mensen voelden zich geen 'Fransman' of 'Hollander', maar inwoner van een dorp of stad. En je was daarnaast vooral christen, dus lid van de West-Europese katholieke Kerk. Tijdens de opkomst van nationale staten vanaf de 16e eeuw veranderden veel mensen van gedachten. Voor velen werd trouw aan het eigen land en koning belangrijker dan trouw aan de katholieke Kerk. vorsten wilden in hun land een scheiding tussen Kerk en staat. Sommige koningen gingen zelfs zover dat ze de paus niet langer meer als hoofd van de Kerk erkenden. Engeland is daarvan het voorbeeld. Koning Hendrik VIII kreeg ruzie met de paus, omdat hij niet van zijn vrouw mocht scheiden. Volgens de regels van de Kerk was echtscheiding verboden. Hendrik VIII maakte zichzelf toen hoofd van de Kerk in Engeland (1532). Scheiden was toen voor hem geen probleem meer.

De Engelse geestelijken gaven met tegenzin toestemming. De edelen waren wel tevreden. Zij kregen namelijk een groot deel van het grootgrondbezit, dat van de Kerk werd afgenomen. Vanaf die tijd hebben zich in Engeland geen godsdienstige problemen voorgedaan. De Kerk van Engeland, de Anglicaanse Kerk, bestaat nog, met de koningin aan het hoofd.