De aantrekkingskracht van het protestantisme op verschillende bevolkingsgroepen
In de 16e eeuw nam de handel sterk toe. De rijke burgers die de handen in handen hadden, werden steeds rijker. In vergelijking met de rijke brugers werd de adel armer. Daarom liet de adel de boeren nog meer belasting betalen.
In de 16e eeuw nam ook de bevolking sterk toe. Levensmiddelen werden schaarsen en de prijzen stegen. Als gevolg daarvan leed de arme bevolking in de steden vaak honger. Op al deze bevolkingsgroepen oefende het protestantisme aantrekkingskracht uit:
De adel: in protestantse landen werd een deel van het grondbezit van de Kerk onder de edelen verdeeld. Hun rijkdom kon daardoor weer toenemen.
De rijke burger: die bewonderde vooral de eenvoudige manier van leven en het harde werken van de protestanten. De burgers waren imers zelf op die manier rijk en welvarend geworden.
De boeren en arme bevolking in de steden: in deze tijd van toenemende armoede en hongersnood in sommige gebieden ergerden veel arme boeren en stedelingen zich aan de rijkdom van de Kerk. Zij voelden zich meer aangetrokken tot het protestantisme. Protestantse leiders namen het voor de armen op. Bisschoppen en priesters moeten geen belasting heffen van arme mensen; want dat is erger dan gewone diefstal'.