Doelen (na eerste beoordeling)

Webquest doel: De leerlingen kunnen aan het einde van de webquest een kriebeldiertje naar keuze tekenen en aangeven waarom het kriebeldiertje zo speciaal is.

De leerlingen moeten bij de laatste opdracht een kriebeldiertje naar keuze tekenen. Ze gaan de kriebeldiertjes ook heel gedetailleerd tekenen. Bijvoorbeeld bij een bij: waar zitten de voelsprieten, waar zitten de ogen, waar zit de angel enzovoort.

Kerndoelen:

Kerndoel 1:De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie mondeling te geven.

 

Kerndoel 2:De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren in bij het discussiƫren.

Kerndoel 40:De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.

Subdoelen:

Het voedsel van mens en dier komt van plant en/of dier. (Wat is de verbinding in dit geval tussen kriebeldiertje en plant. Waar zorgt een bij voor?)

Planten en dieren doorlopen verschillende ontwikkelingsstadia. (Welke ontwikkelingstadia loopt een vlinder door?)

Delen van planten en dieren hebben verschillende kenmerken, zoals vorm, kleur, geur. (Waar dienen de voelsprieten of de angel voor bij een bij?)

Schriftelijk: bijvoorbeeld een werkstuk of muurkrant maken van de belangrijkste informatie. (De leerlingen maken aan het einde van de webquest met een tekening van de belangrijskte onderdelen).

Ze zijn niet altijd contextafhankelijk: ze kunnen ook betrekking hebben op omgeving, verleden en toekomst die minder nabij is. (De leerlingen leren de geleerde woorden te verbinden aan de omgeving).

 

De leerlingen wisten vooraf tijdens een klassikaal gesprek wel wat kriebeldiertjes zijn en welke er zijn, maar waarom ze er zijn wisten ze niet en waar je ze kan vinden. Dit wilde ik verder onderzoeken met de leerlingen.

Ik wilde dat de leerlingen beter kennis leerde maken met een aantal kriebeldiertjes. Wat doet het kriebeldiertje (wat is zijn specialiteit), welke onderdelen heeft het kriebeldiertje en waar gebruikt hij deze voor en waarom is dit kriebeldiertje nuttig voor de natuur. Dit wilde ik bereiken bij de leerlingen.

De leerlingen hebben een grotere woordenschat gekregen en konden dit ook mondeling brengen (kerndoel 1). Woorden zoals angel, voelsprieten en ringen hebben ze verbonden aan kriebeldiertjes.

Ik vind dat dit goed gelukt is. De leerlingen konden mij exact vertellen waarom een bij bijvoorbeeld voelsprieten heeft en waar de angel voor is. Iemand anders kon weer heel goed vertellen waarom een worm ringen heeft. Ik vond dit heel leuk om te zien en ik vind dat de leerlingen het doel ook hebben bereikt. Ze vonden de kriebeldiertjes heel interessant en wisten zelfs ook nog te vertellen waar het kriebeldiertje voor dient in de natuur.