Leerlingen hebben processen, strategieën en inzichten nodig om een taak of resultaat te bereiken. Het gaat hier vooral om leren-leren doelen en de wijze waarop zij leren. Hoe meer inzicht leerlingen krijgen in de strategieën en processen die zij toepassen, hoe gemakkelijker het leren in de toekomst verloopt en hoe gemakkelijker zij ook de transfer naar andere situaties kunnen maken. Zij hebben inzicht gekregen in HOE doe ik iets.
Het gaat dan bijvoorbeeld over het toepassen van een formule bij wiskunde, hoe je een zin ontleed of hoe je een tekening vanuit een driedimensionaal figuur in een tweedimensionale tekening verwerkt. Daarnaast is er een groot aantal strategieën en processen die niet over de lesstof maar over zelfregulatie gaan, bijvoorbeeld hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden, plannen, analyseren, eerst denken en dan doen, reflecteren. In dit kader kunnen ook de executieve functies worden genoemd, de processen in de hersenen die denken en gedrag sturen.
Voorbeeld van leerdoelen op proces of strategie:
Aan het einde van deze periode maakt iedere leerling met behulp van een woordweb een samenvatting van de lesstof waarin het verband tussen de vier kernbegrippen zichtbaar is.
Aan het einde van deze les kan iedere leerling uitleggen hoe hij formule X toepast.
Leerling kent steeds zijn Engelse woordjes niet, waarna de leraar in een persoonlijk gesprekje het leerdoel op dat moment bedenkt: Jij gaat je woordjes nu op de twee manieren leren zoals ik je net heb uitgelegd. Morgen ga jij mij vertellen welke leerstrategie het beste bij jou past en waarom.