Leerdoelen

Ademhalingstelsel
havo / VWO
  1. Je kunt uitleggen wat het interne milieu en het externe milieu van een organisme is.
  2. Je kunt de functies in vertering en ademhaling van de verschillende onderdelen van de mond benoemen. Je kent ten minste de rol van tanden, kiezen, tong, huig en speeksel.
  3. Je kunt de functie van de luchtpijp en de werking van het strottenklepje uitleggen.
  4. Je kent de onderdelen van het ademhalingsstelsel en kunt de functie van deze onderdelen beschrijven, met name functie van de longblaasjes.
  5. Je kunt overeenkomsten en verschillen noemen tussen het gaswisselingsstelsel van insecten, vogels, vissen en zoogdieren.

alleen VWO
  1. Je kunt uitleggen wat de functie van trilharen en slijm is en de rol van beide in het voorkomen van longinfecties.
  2. Je kunt uitleggen dat de bouw van de longen ideaal is voor de functie die de longen uitvoeren.
  3. Je kunt aan de hand van de Wet van Fick uitleggen welke factoren de gaswisseling in de longblaasjes beïnvloeden.
  4. Je kunt uitleggen wat de relatie is tussen zuurstof en koolstofdioxide concentraties in het bloed en de verbranding van glucose in de weefsels.
Verteringsstelsel
havo / VWO
  1. Je kunt de functie van de slokdarm benoemen en je kunt uitleggen wat peristaltiek is.
  2. Je kunt de functies van de maag voor spijsvertering en voor afweer benoemen.
  3. Je kunt de functies van de alvleesklier benoemen en je kunt uitleggen waarom het zowel een exocriene klier als een endocriene klier is.
  4. Je kunt de functies van de twaalfvingerige darm, de dunne darm en de dikke darm benoemen.
  5. Je kunt benoemen in welke vorm koolhydraten, vetten en eiwitten worden opgenomen in de dunne darm.
alleen VWO
  1. Je kunt uitleggen waarom pepsine als pepsinogeen gevormd wordt en hoe pepsinogeen kan worden omgezet in pepsine.
  2. Je kunt uitleggen hoe het verzadigingsgevoel ontstaat.
  3. Je kunt uitleggen via welke route koolhydraten, vetten en eiwitten via de dunne darm in het interne milieu terecht komen.
Bloedsomloop en afweer
havo/VWO
  1. Je kunt de bouw van het bloedvatenstelsel schematisch weergeven met daarin de stroomrichting van het bloed. En je kunt uitleggen waardoor de stroomrichting bepaald wordt (ook bij vissen).
  2. Je kunt in de dubbele bloedsomloop van de mens de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden en hun functies uitleggen.
  3. Je kunt de delen van een hart en de aansluitende bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
  4. Je kunt de functies van rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes beschrijven.
  5. Je kunt uitleggen wat bloedgroepen zijn, en je weet hoe je aan kunt tonen welke bloedgroep iemand heeft. Je weet ook welke  bloedtransfusies er mogelijk zijn.
  6. Je weet dat er verschillende type witte bloedcellen bestaan en kunt globaal de functie van fagocyten, B-lymfocyten, cytotoxische T-cellen benoemen.
  7. Je weet wat immuun betekent en uitleggen hoe immuniteit ontstaat, daarbij kun je onderscheid maken tussen passief en actief immuun en kunstmatig en natuurlijk immuun.

alleen VWO
  1. Je kunt de werking en aansturing van het hart beschrijven en uitleggen waardoor de hartfrequentie beïnvloed wordt.
  2. Je kunt de rol van T-helper cellen binnen het immuunsysteem uitleggen.