Stap 3

Leerdoelen:
13. Je kunt de functies van de twaalfvingerige darm, de dunne darm en de dikke darm benoemen.
14. Je kunt benoemen in welke vorm koolhydraten, vetten en eiwitten worden opgenomen in de dunne darm.
alleen VWO
17. Je kunt uitleggen via welke route koolhydraten, vetten en eiwitten via de dunne darm in het interne milieu terecht komen.

 

Dunne en dikke darm

Dunne darm: Opname van voedingsstoffen
De dunne darm ligt tussen de twaalfvingerige darm en de dikke darm en is het langste deel van het spijsverteringskanaal: De dunne darm is zo’n 5 tot 6 meter lang. In het spijsverteringsstelsel zorgen kring- en lengtespieren voor een constante vermenging van de voedselbrij met de verteringssappen, met name in de wand van de dunne darm. De verteringssappen in de dunne darm bevatten enzymen voor de afbraak van eiwitten en koolhydraten.

De binnenkant van de darm bezit darmplooien en darmvlokken. Darmvlokken zijn opgebouwd uit slijmcellen en dekweefselcellen. In elke darmvlok bevinden zich bloedvaatjes en een lymfevat.
De dekweefselcellen hebben celuitstulpingen: microvilli. De microvilli zorgen voor een enorme oppervlaktevergroting. Hierdoor kan er per tijdseenheid meer voedingsstoffen de dekweefselcellen passeren en de binnenkant van de darmvlok bereiken. Zo komen de meeste voedingsstoffen uit het voedsel terecht in het bloed van de darmhaarvaten of in de lymfevaten.
De dunne darm bevat daarom veel darmplooien en darmvlokken, zodat het oppervlakte van de darm vergroot wordt. In elke darmvlok zit een haarvaatje waarin de voedingstoffen opgenomen en vervoerd worden. Ook vindt in de dunne darm vertering van koolhydraten plaats. Koolhydraten worden bij dit proces afgebroken tot glucose.

 

Resorptie
In de dunne darm worden water, voedingsstoffen en verteringsproducten opgenomen door darmepitheelcellen.

Dit proces wordt resorptie genoemd. Resorptie treedt vaak op tegen het concentratieverval. Dat betekent dat de concentratie van de stoffen in de cellen hoger is dan in de darmholte. Hiervoor is actief transport nodig.
Actief transport kost energie in tegenstelling tot passief transport wat met het concentratieverval mee gaat.

Voedingsstoffen worden opgenomen via de haarvaten in de darmvlokken. De haarvaten verenigen zich tot een groot afvoerend bloedvat: de poortader. De poortader loopt van de darmen naar de lever, waar de voedingsstoffen uit het bloed gefilterd worden.

 

Opname van glucose
Glucoseresorptie heeft transportenzymen nodig en kost dus energie; actief transport treedt op.

Een transportenzym bindt aan de glucosemoleculen en Na+-ionen uit de darmholte. Door binding van beide componenten verandert het transportenzym van vorm waardoor de gebonden componenten intracellulair kunnen afgeven. De Na+-ionen worden de cel uitgepompt en kaliumionen de cel ingepompt door de Natrium-Kaliumpomp. Energie wordt geleverd door ATP.

Bekijk onderstand filmpje en noteer de woorden die je nog niet begrijpt.

Zoek deze woorden vervolgens op.

Opdracht 12 Dunne darm

  1. Teken een darmvlok (inclusief haar- en lymfevat).
  2. Wat is het voordeel van darmplooien, darmvlokken en microvilli?
  3. Wat is de lengte van de dunne darm?


Opdracht 13 Vertering
Kijk eventueel voor verduidelijking op www.bioplek.org

Noteer van elk van de volgende enzymen bij welke reactie het enzym betrokken is.
Gebruik zo nodig BINAS.
Neem de tabel over en vul deze in.
Breekt maltose af tot glucose, Breekt nucleïnezuren af, Breekt lactose af tot glucose en galactose, Breekt lipide af tot glycerol en vetzuren, Breekt zetmeel af tot maltose, Splitst eiwtitten, Breekt sacharide af tot glucose en fructose.

Enzym breekt... af to../ Zet... om in...  
Amylase  
Maltase  
Sacharase  
Lactase  
Lipase  
Peptase (pepsine)                          
Nuclease  

 

Opdracht 14
Maak de volgende oefeningen op biologiepagina.nl

 

Opdracht 15 Resorptie

  1. Leg uit wat resorptie is.
  2. Leg stap voor stap uit hoe glucose wordt opgenomen in de dunnedarm cellen en vervolgens in het bloed.

 

Dikke darm: bijna aan het einde
De dikke darm, ook wel colon, sluit aan op de dunne darm. In de dikke darm bevindt zich een grote populatie darmbacteriën die delen van de voeding afbreken, wat het lichaam zelf niet kan. De bacteriën maken op deze manier voedingsstoffen beschikbaar voor het lichaam. Daarnaast zorgen sommige bacteriën voor de aanmaak van vitamines (o.a. vitamine K).

In de dikke darm worden vooral mineralen en water aan de voedselbrij onttrokken (resorptie) en opgenomen door de bloedvaten in de darmwand. Peristaltische bewegingen zorgen voor voortstuwing van de ingedikte onverteerde voedselresten.

De blinde darm bevindt zich naast de overgang van de dunne darm naar de dikke darm en is een blind eindigende zak. In planteneters is de blinde darm goed ontwikkeld. Daar bevinden zich veel darmbacteriën om celwanden van planten af te breken. Aan de blinde darm zit een wormvormig aanhangsel (appendix). Dit is het deel dat meestal ontsteekt bij een blindedarmontsteking.

In de endeldarm, ook wel rectum genoemd, worden de onverteerde, ingedikte voedselresten (ontlasting) tijdelijk verzameld en opgeslagen. De endeldarm is tussen de 15 en 20 cm lang en heeft een S-vorm. De ontlasting bestaat naast onverteerbare voedselresten uit galkleurstoffen, dode slijmvliescellen en bacteriën. De anus is een kringspier die de endeldarm afsluit.

 

Opdracht 16

  1. In de dikke darm wordt veel vocht opgenomen.
    Wat is de reden dat er in de dikke darm veel vocht opgenomen wordt?
  2. Neem de tabel over en vul deze in met onderstaande woorden:
    Opname water en huisvesting van darmbacteriën, Alle stoffen moeten met de darmplooien in contact komen om opgenomen te worden, 5-6 cm, Opname voedingstoffen mvb darmplooien, Indikking voedselbrij (wateropname), 1-1,5 m.
      Dunne Darm Dikke darm
    Lengte    
    Functie    
    Leg uit waarom de functie met de lengte samenhangt    
  3. Wat zijn de meest voorkomende darmbacterie- soorten in de dikke darm?
  4. Welke rol spelen de darmbacteriën in de pens van een koe bij de grasvertering?
  5. Leg uit waarom plantaardig voedsel voor ons beter te verteren is als het gekookt is.
  6. Bij zoogdieren zijn er herbivoren, carnivoren en ominvoren te onderscheiden. Leg uit bij welk van deze groepen zal het verteringsstelsel naar verhouding het kortst zijn.
  7. Wat is er aan de hand als iemand diarree heeft? En als iemand obstipatie heeft?