Ademhalingstelsel
|
havo / VWO
-
Je kunt uitleggen wat het interne milieu en het externe milieu van een organisme is.
-
Je kunt de functies in vertering en ademhaling van de verschillende onderdelen van de mond benoemen. Je kent ten minste de rol van tanden, kiezen, tong, huig en speeksel.
-
Je kunt de functie van de luchtpijp en de werking van het strottenklepje uitleggen.
-
Je kent de onderdelen van het ademhalingsstelsel en kunt de functie van deze onderdelen beschrijven, met name functie van de longblaasjes.
-
Je kunt overeenkomsten en verschillen noemen tussen het gaswisselingsstelsel van insecten, vogels, vissen en zoogdieren.
alleen VWO
-
Je kunt uitleggen wat de functie van trilharen en slijm is en de rol van beide in het voorkomen van longinfecties.
-
Je kunt uitleggen dat de bouw van de longen ideaal is voor de functie die de longen uitvoeren.
-
Je kunt aan de hand van de Wet van Fick uitleggen welke factoren de gaswisseling in de longblaasjes beïnvloeden.
-
Je kunt uitleggen wat de relatie is tussen zuurstof en koolstofdioxide concentraties in het bloed en de verbranding van glucose in de weefsels.
|
Verteringsstelsel
|
havo / VWO
-
Je kunt de functie van de slokdarm benoemen en je kunt uitleggen wat peristaltiek is.
-
Je kunt de functies van de maag voor spijsvertering en voor afweer benoemen.
-
Je kunt de functies van de alvleesklier benoemen en je kunt uitleggen waarom het zowel een exocriene klier als een endocriene klier is.
-
Je kunt de functies van de twaalfvingerige darm, de dunne darm en de dikke darm benoemen.
-
Je kunt benoemen in welke vorm koolhydraten, vetten en eiwitten worden opgenomen in de dunne darm.
alleen VWO
-
Je kunt uitleggen waarom pepsine als pepsinogeen gevormd wordt en hoe pepsinogeen kan worden omgezet in pepsine.
-
Je kunt uitleggen hoe het verzadigingsgevoel ontstaat.
-
Je kunt uitleggen via welke route koolhydraten, vetten en eiwitten via de dunne darm in het interne milieu terecht komen.
|
Bloedsomloop en afweer
|
havo/VWO
-
Je kunt de bouw van het bloedvatenstelsel schematisch weergeven met daarin de stroomrichting van het bloed. En je kunt uitleggen waardoor de stroomrichting bepaald wordt (ook bij vissen).
-
Je kunt in de dubbele bloedsomloop van de mens de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden en hun functies uitleggen.
-
Je kunt de delen van een hart en de aansluitende bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
-
Je kunt de functies van rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes beschrijven.
-
Je kunt uitleggen wat bloedgroepen zijn, en je weet hoe je aan kunt tonen welke bloedgroep iemand heeft. Je weet ook welke bloedtransfusies er mogelijk zijn.
-
Je weet dat er verschillende type witte bloedcellen bestaan en kunt globaal de functie van fagocyten, B-lymfocyten, cytotoxische T-cellen benoemen.
-
Je weet wat immuun betekent en uitleggen hoe immuniteit ontstaat, daarbij kun je onderscheid maken tussen passief en actief immuun en kunstmatig en natuurlijk immuun.
alleen VWO
-
Je kunt de werking en aansturing van het hart beschrijven en uitleggen waardoor de hartfrequentie beïnvloed wordt.
-
Je kunt de rol van T-helper cellen binnen het immuunsysteem uitleggen.
|