Stap2

Leerdoelen:
20. Je kunt de delen van een hart en de aansluitende bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.

 

Bouw van slagaders, aders en haarvaten

Slagaders
Bloedvaten die van het hart afstromen, heten slagaders. In slagaders is de hartslag te voelen. De bloeddruk is slagaders is hoog.

Slagaders hebben een dikke wand die kan uitrekken en terugveren. Op die manier kunnen ze het bloed vanuit het hart naar de haarvaten transporteren.  De meeste slagaders vervoeren zuurstofrijk bloed van het hart naar de organen. Uitzonderingen op die regel zijn de longslagader en de navelstrengslagader.


Haarvaten
Grote slagaders (arteriën) vertakken zich in steeds kleinere slagaders (arteriolen) die uiteindelijk vertakken in een groep haarvaten (capillairen).

De bloeddruk is dan zover gedaald dat het bloed nog langzaam stroomt. Daardoor kan er een uitwisseling van stoffen plaatsvinden tussen de haarvaten en de omringende cellen.
De cellen in de wand van een haarvat laten weefselvloeistof (bloedplasma zonder grote eiwitten) en witte bloedcellen door.

 

Aders
Vanuit de weefsels komen de haarvaten samen in kleine aders (venulen).

De kleine aders komen weer samen in aders die naar het hart stromen. De poortader, tussen de darmen en de lever, is een uitzondering.
De bloeddruk in de aders is laag. Kleppen zorgen ervoor dat bloed niet terugstroomt. Vaak liggen aders omringd door spieren. Die zorgen door samen te trekken ook ervoor dat bloed in de aders richting het hart word gestuwd.

Bekijk hierna het filmpje: Je hart en bloedvaten vormen samen de bloedsomloop

Het bloed moet je leven lang rond gepompt worden, om alle delen van je lichaam van allerlei stoffen te voorzien. Het bloed stroomt altijd één kant uit.

Bekijk het filmpje: Slagaders, aders en haarvaten

Bloed stroomt van het hart af door slagaders. In de haarvaten vindt de uitwisseling van stoffen plaats. In de aders stroomt het bloed terug naar het hart.

 

Opdracht 2 Uitzonderingen
Onderstaande zinnen lijken wel vaststaande regels, maar zijn het niet.
Welke uitzonderingen kun je erbij bedenken? Schrijf bij iedere regel minimaal één uitzondering.

  1. Slagaders vervoeren zuurstofrijk bloed, aders zuurstofarm bloed.
  2. Aders vervoeren bloed dat van organen naar het hart stroomt.
  3. Alleen in grote organen vind je een haarvatennet dat voor uitwisseling zorgt.


Opdracht 3 Bloedsomloop

  1. Een methaanmolecuul wordt in het eerste deel van de dikke darm opgenomen en gaat via de kortste weg naar de longen. Via welke bloedvaten zal dit methaamolecuul van de dikke darm naar de longen gaan?
    Noem de aders, slagaders en haarvaten.
  2. Een insulinemolecuul wordt door de longblaasjes opgenomen en komt zo in het bloed terecht. Via welke bloedvaten?
  3. Een rode bloedcel stroomt van de linker- naar de rechter long. Via welke vaten gaat dat?