Inleiding

In dit hoofdstuk bespreken we de levensfase van de baby.

De baby- of zuigelingentijd is de eerste periode van ons leven. Deze periode begint bij de bevalling en duurt tot twaalf maanden na de geboorte. Een baby jonger dan een maand noemen we een neonaat of pasgeborene.
Tijdens de babytijd maakt de mens een grote ontwikkeling door op lichamelijk, emotioneel en sociaal gebied. Even spectaculair is de ontwikkeling van de zintuigen, taal en communicatie. Het geboortegewicht vermeerdert flink, de lengte van de zuigeling neemt met vele centimeters toe, het kind leert zitten, staan en soms al lopen, en na een jaar kunnen sommige kinderen al een paar woordjes zeggen. Op emotioneel vlak ontwikkelen baby's een band op basis van vertrouwen en aanhankelijkheid met de mensen die hen omringen. Een baby leert de wereld om zich heen kennen en probeert deze betekenis te geven en te begrijpen. De manier waarop een baby door de ouders of verzorgers wordt verzorgd, vormt de basis voor de ontwikkeling tot een zelfverzekerd en actief kind.
Alle baby’s zijn uniek en ontwikkelen zich in een ander tempo, maar toch bestaan er sterke overeenkomsten in hun ontwikkelingspatroon.

Er komen een vijftal ontwikkelingsgebieden aan bod, het ene ontwikkelingsgebied zal meer van toepassing zijn op deze levensfase dan de andere.
Het gaat om de volgende ontwikkelingsgebieden: