De basisschoolleeftijd is een periode waarin het kind steeds onafhankelijker wordt. Vanaf het moment dat kinderen naar school gaan, breidt het sociale leven zich steeds meer uit en brengen ze meer tijd door met leeftijdgenoten en leerkrachten. De verzorger-kindrelatie blijft echter een veilige basis vormen voor het kind, zodat het zich aan verdere ondernemingen kan wagen. Broers en zussen spelen een belangrijke rol als rivalen, bondgenoten en rolmodellen.
Kinderen van zeven tot negen jaar spelen graag met kinderen van hun eigen geslacht. Er worden vaak groepjes gevormd met een leider en gemeenschappelijke regels waarin geheimen worden gedeeld. In deze fase kunnen kinderen schaamte en gegeneerdheid tonen. Ook moeten ze vaak onstuitbaar lachen en giechelen om dingen die in de ogen van volwassenen niet grappig zijn. Leeftijdgenoten worden steeds belangrijker en vooral op de leeftijd van negen tot twaalf jaar worden veel vriendschappen gesloten. Een kind dat het juiste speelgoed of de juiste kleren heeft, aantrekkelijk is, sociale vaardigheden bezit of op een bepaald gebied succes heeft, is vaak populair bij andere kinderen. Kinderen in deze periode kunnen ook wreed zijn en leeftijdgenoten plagen of belachelijk maken.