In de sociale ontwikkeling van adolescenten bestaat er een spanningsveld tussen zelfbepaling en conformisme. Over het algemeen maken thuis en op school de volwassenen de dienst uit. Daardoor blijven er een paar terreinen over waar zelfbepaling en grensverlegging mogelijk zijn: in de verbeelding, in de beslotenheid van de eigen slaapkamer en in de vrije tijd onder leeftijdsgenoten.
Jongeren begeven zich in verschillende vriendschappen, namelijk de groep, de kliek en de individuele vriendschap.
In de groep is een grote druk tot conformeren. Aan de ene kant levert dit spanning op door de drang tot autonomie en aan de andere kant biedt het nieuwe zekerheden als de zekerheden van thuis losgelaten moeten worden.
De behoefte tot conformeren neemt geleidelijk af en de behoefte aan identiteit en individualiteit wint.
De kliek is een klein groepje dat zich in een aantal denkbeelden of gedragingen onderscheidt van de rest. Aan deze kliek kunnen de problemen van de jeugdcultuur kleven, zoals het gebruik van drugs en delinquent gedrag. Het contact met leeftijdsgenoten is belangrijk maar er kleven ook gevaren aan. Voor jongeren met een minder goed ontwikkelde sociale identiteit is de groepscultuur een eenvoudige weg om ergens bij te horen.
Het contact met leeftijdsgenoten is voor adolescenten belangrijk omdat ze afstand nemen van de volwassenen om zich heen. De schoolgang is niet alleen van wezenlijk belang voor de toekomst, maar ook voor het contact met leeftijdsgenoten. De omgang met leeftijdsgenoten vervult verschillende functies:
- Een eerste functie is het oefenen met rollen die bij de volwassenheid horen, symmetrische in plaats van hierarchische rollen, en seksespecifieke rollen.
- Ten tweede fungeren leeftijdsgenoten als opvang en bieden ze steun en solidariteit. De emotionele kant van vriendschap worden belangrijker en staan trouw, vertrouwelijkheid en het zichzelf kunnen zijn op de voorgrond.
Adolescenten ondergaan een sociaal-cognitieve ontwikkeling. De pas verworven cognitieve vaardigheden stellen hen in staat kritischer en afstandelijker hun sociale omgeving te bekijken. Ouders worden daarbij het eerste doelwit. Het is van belang dat de verkregen vaardigheden geoefend worden. Door ze te uiten, voelt de jongere zich letterlijk en figuurlijk 'gehoord'. Zeker tegenover volwassenen hebben jongeren het nodig hun mening te kunnen uiten, zonder afgekapt of naar beneden gehaald te worden. Met name de ouders moeten dit niet doen. Het jonge kind heeft het horen van de mening van de ouders nodig, bij adolescenten werkt dit averechts. Het moeten aanhoren van andermans mening stopt hun denkproces. Door stellen van vragen om nadere uitleg wordt het denkproces van de jongere gestimuleerd en zullen ze in de loop van het gesprek meestal zelf argumenten noemen die de volwassenen hen hadden willen vertellen. Deze argumenten komen uit de adolescent zelf en zijn daardoor beduidend effectiever.