Weeg ca. 150 mg ijzer(II)ammoniumsulfaat-hexahydraat nauwkeurig af, los op in 50 ml water en
5 ml zwavelzuur. Door eventueel te verwarmen lost de stof beter op.
Koel eventueel af en breng over in een maatkolf van 250,0 ml en vul aan.
Pipetteer hiervan 25,00 ml in een maatkolf van 250 ml en vul aan.
Stel daaruit een standaardreeks samen door uit de tweede maatkolf van 250,0 ml achtereenvolgens
0,00 5,00 10,00 15,00 20,00 en 25,00 ml te pipetteren in maatkolfjes van 50,00 ml.
De maatkolfjes nogniet aanvullen; ga eerst door naar het kopje monsters.
Monsters (140 - 160 mg Mohr’szout)
Los elk monster op in 50 ml water en 5 ml zwavelzuur (2M).
Breng de oplossing over in een maatkolf van 250,0 ml en vul aan
Pipetteer uit de maatkolf 25,00 ml in een maatkolf van 250,00 ml en vul aan
Pipetteer uit deze laatste maatkolf 15,00 ml in een maatkolfje van 50,00 ml
Nog niet aanvullen; zie verder bij “vervolg standaardreeks en monsters”
Vervolg standaardreeks en monsters
Voeg aan elk maatkolfje van 50,00 ml achtereenvolgens toe (zwenk na elke toevoeging):
- 5,0 ml o-fenantroline-oplossing
- 2,0 ml hydroxylammoniumchloride-oplossing
- 5,0 ml ammoniumacetaatoplossing.
- vul de maatkolfjes aan
Bepaal na ca. 15 min m.b.v. de derde standaardoplossing de golflengte met de sterkste absorptie
volgens de (richtwaarde 510 nm)
Meet bij de vastgestelde golflengte de extincties van de standaardreeks en de monsters
Herhaal de hele meetserie en vergelijk de waarden van de eerste en tweede serie. Onderlinge verschillen in de extincties mogen niet te groot zijn, niet groter dan 0,003. Bij een groter verschil opnieuw meten.