We zijn er. De stelling. Van Pythagoras. Niet dat de rest niet belangrijk was maar wanneer je ergens heengaat, is het meestal erg handig wanneer je daar uiteindelijk ook nog eens áánkomt. En dit heeft NIETS met gewicht te maken. Dus. Nou. Daar gaat-ie. Dit is 'm.
We hebben het gehad over de oppervlaktes (kwadrateren) en de zijdes (worteltrekken). Waar het nu om draait is begrijpen en zien wat de stelling nou eigenlijk bedoelt of doet. Zoals gezegd: de opgetelde oppervlaktes van de twee effen gekleurde vierkantjes moeten hetzelfde zijn als de oppervlakte van het grootste vierkant. Moet je, andersom, weten hoe groot de oppervlakte is van één van de kleinere vierkantjes, dan haal je de oppervlakte van één van de effen gekleurde vierkantjes af van de oppervlakte van het grootste vierkant.
De letters a, b en c betekenen het volgende: de a en de b staan voor de korte of rechthoekszijden en c altijd voor de langste\schuine zijde. Omdat je weet dat je met optellen de getallen gewoon kunt verwisselen, maakt het niet uit welke van de twee rechthoekszijden je als a of b gebruikt.
[ 2 + 3 = 5 5 - 2 = 3 5 - 3 = 2 ]
Als je dit eenmaal doorhebt, kun je aan de slag. Of eerder. Of later. Nogmaals: de stelling gaat uit van oppervlaktes en aan het einde van je berekening trek je de wortel van de oppervlakte die je over hebt en je houdt een zijde over. En hopelijk is dat de gevraagde zijde...(let op a/b of c)!
Bekijk de onderstaande Kennisclip 'Stelling van Pythagoras' met beelden bij dit verhaal en ik zal er zelfs nog wat bij vertellen: succes!