te gebruiken bij:
stellen
materiaal:
kaartjes, voor elke leerling drie.
tijdsduur:
25 minuten
spelverloop:
De leerlingen krijgen elk drie blanco kaartjes. Op het eerste kaartje schrijft iedere leerling een werkwoord, op het tweede kaartje een zelfstandig naamwoord en op het derde een bijvoeglijk naamwoord. Alle kaartjes worden verzameld en in drie doosjes gestopt; een doosje met de werkwoorden, een doosje met de zelfstandige naamwoorden en een doosje met de bijvoeglijke naamwoorden.
De leerlingen krijgen een schrijfopdracht (een sprookje, verslag van een activiteit,…). Na 5 minuten stoppen de leerlingen met schrijven. Uit het doosje met de werkwoorden wordt één kaartje genomen. Het werkwoord dat op het kaartje staat geschreven, gebruiken de leerlingen in het vervolg van hun verhaal. Ze schrijven gedurende 2 minuten in een andere kleur balpen. Nadien wordt een kaartje uit het doosje zelfstandige naamwoorden genomen en wordt het woord gebruikt in hun verhaal. Telkens wordt gedurende 2 minuten geschreven in een andere kleur balpen. Daarna volgt het bijvoeglijk naamwoord.
Je kan meerdere keren kaartjes nemen uit de verschillende doosjes. Tot slot geef je de kinderen nog 5 minuten om hun schrijfopdracht af te werken.
Meer informatie en leuke lesideeën vind je op https://nooitmeersaai.wordpress.com/