Opgaven

2H05.2 Opgaven ................................................................................................................

  Formules

 

Je krijgt de volgende formules:

I   y = 3 + 6x IV   y = 8 - 3x
II   y = 2x² - 4 V   y = 3x + 2²
III   y = 3x - 7 VI   y = -2x + 5
  1. Welke formules horen bij een lineair verband?
  2. Geef bij de formules van een lineair verband aan wat het begingetal en het hellingsgetal is.

 

  Taxibedrijf

 

Het taxibedrijf Atax leest uit de grafiek hiernaast de ritprijs bij verschillende afstanden af.

  1. Hoe kun je aan de grafiek zien dat het verband tussen de ritprijs en de afstand een lineair verband is?

    Neem de tabel over en vul die verder in.

afstand (km) 0 1 2 3 4 5
ritprijs (euro)            
  1. In de tabel zit een regelmaat.
    Neem over en vul in:
    Telkens als de afstand met 1 km toeneemt, neemt de ritprijs met ..... toe.

  2. Bij een lineair verband kun je een formule maken.
    In welk punt snijdt de grafiek de verticale as?
    Hoe groot is het hellingsgetal?
    Maak de formule bij dit verband af:

    ritprijs = ..... × afstand + .....

 

  Grafieken

 

Bekijk de volgende drie formules:

  1. u = 2 × g + 10
  2. u = -2 × g + 10
  3. u = 2 × g + 4

In de figuur zie je drie grafieken.

  1. Combineer de nummers van de grafieken (I,II,III) met de juiste letters (A,B,C) van de formules.

  2. Hoe zie je aan de formules dat er twee grafieken evenwijdig lopen?

  3. Grafiek B is dalend.
    Hoe kan je dat aan hethellingsgetal zien?

  4. Hoe zie je aan de formules dat twee van de grafieken de verticale as op het zelfde punt snijden?

 

  Tabel met regelmaat

 

 

g 0 1 2 3 4 5
u 5 7 9 11 13 15
  1. In de tabel zit een regelmaat.
    Vul in:
    Telkens als de g met 1 km toeneemt, neemt u met ..... toe.

  2. Vul in:
    Als je bij de tabel een grafiek zou tekenen, gaat de grafiek door (0 , .....).

  3. Maak de formule bij het verband tussen g en u af.

    u = ..... × g + .....

 

  Tabel bij grafiek

 

In de grafiek is een lineair verband tussen g en u weergegeven.

  1. Neem de tabel over en vul die verder in:

    g 0 1 2 3 4 5
    u            
  2. In welk punt snijdt de grafiek de verticale as?

  3. Hoe groot is het hellingsgetal?

  4. Maak een formule bij het verband tussen g en u.

 

 

 

 

  Formule bij grafiek I

 

Hiernaast zie je een grafiek.

  1. In welk punt snijdt deze grafiek de verticale as?
  2. Bepaal het hellingsgetal van deze grafiek.
    Schrijf je berekening/uitleg op

Bij deze grafiek hoort een formule in de vorm:
y = ax + b

  1. Noteer de formule die bij deze grafiek hoort.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  Formule bij grafiek II

 

Hiernaast zie je een grafiek.

  1. Wat is het snijpunt met de y-as?
    Wat is dus het begingetal in de formule?
  2. Wat is de richtingscoëfficiënt van de grafiek?
  3. Schrijf de formule op die bij de grafiek hoort.

 

 

 

 

 

Formule bij grafiek III

 

Hiernaast zie je een grafiek.

Stel de formule op die bij deze grafiek hoort.