Tijdens de lessen techniek meet je veel dingen op. Hoe lang moet het stuk hout zijn dat je nodig hebt? Hoe dik het stuk kunststof? Hoeveel gewicht kan ik op de brug plaatsen? Het meten van eigenschappen omschrijf je met grootheden, eenheden en maatgetallen.
Leeftijd, gewicht en temperatuur zijn eigenschappen die je kunt meten. Je noemt dit dan een grootheid. Andere grootheden zijn bijvoorbeeld afstand, kracht en tijd.
Tip: Een grootheid zegt nooit hoeveel je meet. Je kan niet zeggen "Ik zie je over 7 tijd", of "Gister kocht ik 3 gewicht appels".
Een meter, een kilogram, een seconde. Dit noemen we een eenheid. Een eenheid is een afgesproken maat. Bij elke meting zeg je hoeveel van die eenheden je meet.
Tip: In het woord eenheid zit een getal verstopt. Eenheid. Voor een eenheid schrijf je altijd een getal. 30 meter, 37 graden Celcius, 29 kilogram.
Het maatgetal is letterlijk het getal in de maat! Dus als ik zeg dat ik 10 seconden meet, dan is 10 het maatgetal!
In het rijtje hierboven staan in het rood de maatgetallen, in het blauw de eenheden, en in het groen de grootheden!