Hulpvragen bij het ontwerpen

Hulpvragen bij het ontwerpen: informatie over de ‘V’s

De vragen hieronder kunnen je denken op weg helpen. Je kunt zelf vast nog meer vergelijkbare vragen bedenken die voor jouw ontwerp belangrijk zijn.

VOEDING

Hoe vindt het dier zijn voedsel?
Sommige dieren vinden hun voedsel door de vorm of kleur te herkennen. Bijen vinden bijvoorbeeld de juiste bloem doordat ze kleuren kunnen zien, zelfs meer dan wij. Andere dieren vinden hun voedsel op de geur of door te voelen. Varkens en mollen hebben bijvoorbeeld een gevoelige snuit waarmee ze voelen en ruiken tegelijk. Als er niet zoveel voedsel is, moeten dieren soms van de ene plek naar de andere trekken. Dat betekent dat er ook geen nest kan zijn en dat jonge dieren meteen mee moeten lopen. Als het dier het voedsel heeft herkend moet hij het ook nog kunnen pakken. Plantenwortels zitten stevig vast, dus daar moet hard aan getrokken worden. Dat kan met de bek of snavel, maar ook met de poten.

Hoe eet het dier zijn voedsel?
Als een dier het voedsel in de bek heeft, kan hij het niet zomaar doorslikken. Plantenwortels zijn taai en daar moet stevig op gekauwd worden. Je hebt dan een sterk gebit nodig met kiezen die niet snijden, maar malen. Vogels die geen gebit hebben gebruiken soms steentjes in hun maag om mee te malen.


VERDEDIGING TEGEN VIJANDEN

Hoe merkt het dier zijn vijanden op?
Ogen, oren en neus worden veel gebruikt. Sommige dieren voelen ook aan de trillingen van de grond als er iets zwaars aankomt. Dieren waarop gejaagd wordt hebben vaak de ogen opzij van de kop. Dieren die in groepen leven waarschuwen elkaar.

Hoe zorgt het dier dat het niet wordt opgegeten?
Er zijn veel manieren om te ontsnappen. Snel wegsprinten, in de grond of onder stenen kruipen, een stevig schild of pantser, stekels, afschrikken door geuren, kleuren of geluiden, schutkleur, vies smaken in het water springen etc. Dieren die in groepen leven kunnen ook elkaar beschermen. Roofdieren vinden het moeilijk een hele groep aan te vallen.


VERDEDIGING TEGEN INVLOEDEN VAN DE OMGEVING 

Hoe overleeft het dier in een droge steppe met hete zomers en koude winters?
De gevaren zijn dus droogte, koude en hitte. ‘s nachts is het koeler en vochtiger, daarom zijn dieren in droge hete streken vaak nachtdieren. Een andere manier is onder de grond leven. In de winter wegtrekken of een winterslaap houden is een manier om de kou te overleven. Andere dieren zorgen ervoor dat ze een dikke vacht krijgen of kruipen met zijn allen bij elkaar.

VOORTPLANTING

Hoe vindt het dier een partner?
Dieren moeten elkaar ergens aan herkennen. Dat kan geluid zijn of een geur, een bepaalde kleur of een verschil in bouw tussen mannetjes en wijfjes. Meestal is er een bepaalde tijd in het jaar dat er paringen plaatsvinden. Bij sommige dieren is er een territorium. Daarmee zorgt een dier ervoor dat er genoeg voedsel is voor zijn jongen.

Hoe beschermt het dier zijn jongen?
Sommige dieren leggen veel eieren en beschermen ze daarna niet of weinig. Andere dieren krijgen minder eieren of jongen en beschermen ze dan. Als er een nest op de grond is moet het moederdier en de jongen een goede schutkleur hebben. Als ze in een hol zitten is dat niet zo nodig. Bij sommige dieren is het jong al vrij groot als het geboren wordt of uit het ei komt. Het kan dan al snel meelopen met de ouders. Dat is vooral belangrijk bij dieren die van de ene plek naar de andere trekken.