De middeleeuwen is de periode van ongeveer 500 tot 1400 na Christus. De naam 'middel' eeuwen wordt gebruikt omdat het de periode is 'tussen' de klassieke oudheid met de val van Rome en de 'modernere tijd'. Je hoort ook wel de naam ' Dark Ages' (donkere eeuwen) door de barbaarse oorlogen en de pest ook wel de zwarte dood genoemd waardoor enorm veel mensen zijn gestorven.
Tijdens de middeleeuwen (ca 500 tot 1400) was de kerk de belangrijkste plek voor het maken en uitvoeren van muziek. De meest populaire muziekstijl was het gregoriaanse gezang en werd gezongen in de kerk tijdens de mis. De liederen werden unisono (op dezelfde toonhoogte) gezongen door mannen of jongens, ook wel de castraten genoemd. Deze mannelijke zangers werden gecastreerd zodat ze geen 'baard in de keel' kregen en hun hoge jongensstem behouden bleef.
Je had in deze periode ook de reizende muzikanten ook wel troubadours of minstrelen genoemd. Zij speelden en zongen op pleintjes bij markten, traden op voor adel en waren ook in cafe's te zien. Hierbij zongen zij en speelden vaak op een luit (middeleeuwse gitaar) of fluit.
Er was in deze tijd nog geen algemeen gebruikt notatiesysteem en muziek werd in deze tijd vooral op het gehoor aan elkaar doorgegeven met voor- en naspelen, Pas rond het jaar 1000 kwam een monnik Guido van Arezzo met een notenbalk van 4 lijnen die erg lijkt op de notenbalk zoals we die nu kennen. De hoogte van de tonen werd aangegeven met verschillende tekens, Neumen genoemd.
De muziek werd in deze tijd voornamelijk a capella (alleen zang, zonder instrumenten) uitgevoerd. A capella betekent ook 'in de kapel' dat staat voor het zingen in de kerk. Alleen buiten de kerk werd er door troubadours op een luit of fluit gespeeld.
De Luit
De Luit lijkt op een gitaar maar heeft een andere vorm en soms meer snaren en heeft daardoor een andere klank. De snaren werden in die tijd nog van kattendarmen gemaakt. Vanaf de 13e eeuw is de luit via Spanje in de rest van Europa terecht gekomen en is afgeleid van de Arabische, Persische Oed.
De fluit
De fluit was in die tijd van hout en had je in verschillende hoogtes: sopraan, alt, tenor en bas.
Paus Gregorius
Paus Gregorius 1 ook bekend als Gregorius de Grote was paus van 590 tot 604 en had grote invloed op de muziek van de kerk. Hij heeft er voor gezorgd dat alle kerkmuziek werd vastgelegd en verzameld. De kerkmuziek uit deze periode wordt dan ook Gregoriaanse muziek genoemd. Hij liet de muziek noteren in neumen zoals we hiervoor hebben gezien.
Het verhaal ging rond dat een duif, gestuurd door God zelf, de liederen in Gregorius' oor gefluisterd had.
Daarom zie je op afbeeldingen vaak een witte duif op de schouder van Gregorius zitten.
Zij is de eerste vrouwelijke componiste waar werk van bekend is geworden. Hildegard kreeg regelmatig religieuse visioenen die zij opschreef en in haar muziek verwerkte.
|
Gregoriaanse muziek is éénstemmig, zonder metrum (maat) en geschreven in de kerktoonsoorten.
|