Hoe schrijf je een natuurwetenschappelijk verslag?

  1. Inleiding: Begin met uit te leggen waarom je het onderzoek gaat uitvoeren. Maak gebruik van dingen die je al weet en de theorie die je al gehad hebt.
  2. Onderzoeksvraag (doel): Schrijf vervolgens het doel van het onderzoek op. Een doel van experimenteel onderzoek is altijd een vraag. Het doel omschrijft kort wat je gaat onderzoeken.
  3. Hypothese: Stel je hypothese op door te formuleren wat volgens jou het antwoord is op de onderzoeksvraag.
  4. Werkwijze - Materiaal: Beschrijf dan welk materiaal je gebruikt bij de proef. Maak ook een tekening van de opstelling van de proef.
  5. Werkwijze - Methode: Omschrijf hoe je het onderzoek gaat uitvoeren. Bedenk hierbij dat iemand anders het onderzoek met behulp van jouw omschrijving na moet kunnen doen.
  6. Resultaten: Beschrijf wat je tijdens het experiment hebt waargenomen, dus gezien, gehoord, geroken, gemeten enzovoorts. Voeg tekeningen toe en zet getallen in grafieken of tabellen.
  7. Conclusie: Geef antwoord op de onderzoeksvraag, op basis van de resultaten. Geef het antwoord in een hele zin of meerdere zinnen.
  8. Evaluatie: Geef een verklaring voor de resultaten en leg uit hoe de proef verlopen is. Schrijf eventueel op welke fouten er zijn gemaakt en vertel hoe de proef beter uitgevoerd had kunnen worden.
  9. Verslag afmaken: Maak het verslag af, waarbij je zorgt voor een voorblad, inhoudsopgave en bronvermelding. Op de voorpagina staat de titel, het vak waarvoor je het onderzoek doet, je voor- en achternaam, je klas en de datum.