H2 nakijken

 

Hoofdstuk 2

 

Opdracht 1

1 tegen iemand aanlopen en iemand tegenkomen

2 door de wind weggeblazen en ergens anders vandaan komen

3 iemand trekt aan het touw van een bel en aandachtvragen

4 op je benen staan en voor jezelf kunnen zorgen

 

Opdracht 2

1 B Vano laat alleen het achterste van zijn tong zien als hij boos is.

2 B Zoals jij dat uitlegt, kan ik er geen touw aan vastknopen.

3 B Mijn mentor houdt Dean de hand boven het hoofd, omdat Dean anders wordt geschorst.

4 A Karim weet waarom Gijs er niet is, maar hij doet of zijn neus bloedt.

5 B Jordy staat te balen in een hoek van de kamer, hij kan zijn ei niet kwijt.

6 A Ik ben zuinig op mijn geld, dan heb ik een appeltje voor de dorst.

 

Opdracht 3

1 niet het achterste van zijn tong laten zien: niet laten zien wat hij kan

2 er is geen touw aan vast te knopen: het is heel onduidelijk en verward

3 iemand de hand boven het hoofd houden: beschermen

4 doen alsof je neus bloedt: doen alsof het jou niet aangaat

5 zijn ei niet kwijt kunnen: zich niet kunnen uiten, zijn talenten niet kunnen gebruiken

6 een appeltje voor de dorst: iets extra’s voor tijden van nood

 

Opdracht 4

1 beschikken over - hebben

noodzakelijke - zeker nodig

echter - maar

over het algemeen - meestal

bovendien - ook

perfect - helemaal goed

constant - voortdurend, alsmaar

2 poes

3 B dat is iets om serieus te nemen

4 voortreffelijke

5 genade

6 zonder genade, zonder medelijden

7 dieren liggen te wachten totdat ze kunnen aanvallen

8 balans

Ze doen hun best om overeind te blijven, maar het loopt bijna slecht met hun af.

10 term - benaming

behoren tot – horen bij, maken deel uit van      

dankzij - met behulp van

camouflage - onopvallende buitenkant    

prooi - dat waarop gejaagd wordt                  

zoogdier - dier dat zijn jongen voedt met melk  

omtrek         - omgeving  

zich aangepast – zich gedragen zoals dat past in de omgeving

positie          - plaats        

handhaven - in stand houden, houden zoals het is        

in goede conditie zijn – lichamelijk fit zijn

helaas - jammer genoeg

 

Opdracht 5

1 term

2 positie

3 prooi

4 omtrek

5 conditie

 

Opdracht 6

1 gehandhaafd

2 behoort tot

3 beschikt over

4 aangepast

5 gecamoufleerd

 

Opdracht 7

1 a een oogje in het zeil houden – goed opletten

b iets door de vingers zien – net doen alsof je het/iets niet ziet

c door de mand vallen – laten zien hoe iemand echt is

d als het kalf verdronken is, dempt men de put – als het te laat is, neemt men maatregelen

e op hete kolen zitten – haast hebben

f twee vliegen in één klap vangen – twee problemen tegelijk oplossen

2 --

3 Op deze website vind je meer dan honderd spreekwoorden/uitdrukkingen.

http://www.spreekwoord.nl/pieter_brueghel/brueghel_afbeelding.php

 

Opdracht 9

aangename

prettige

bedrogen

misleid

bladzijde

pagina

circa

ongeveer

compleet

totaal

conflict

ruzie

dapper

moedig

dergelijke

zulke

duo

tweetal

negatief

slecht

opbrengen

opleveren

respect

waardering

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opdracht 10

uit de duim zuigen – E iets verzinnen

door één deur kunnen – C het goed kunnen vinden

met het verkeerde been uit bed gestapt zijn - A in een slechte bui zijn

van een mug een olifant maken - B sterk overdrijven

het hazenpad kiezen – G ervandoor gaan

koek en ei – F goed

onder de plak zitten - D de macht hebben over een ander