Stap 3

Aardbevingen in de atlas

Veel informatie over aardbevingen kun je terugvinden in de atlas.
Je kunt er bijvoorbeeld vinden waar aardbevingen voor komen, maar ook wat voor type plaatgrenzen er zijn en in sommige gevallen de sterkte van de aardbevingen op de schaal van Richter.

In deze stap ga je aan de slag met aardbevingen in de atlas. Vergeet niet te kijken in het trefwoordenregister!
(54e editie)

Vraag 1:
a) Welke symbolen worden in de atlas gebruikt voor type plaatsgrens, epicentrum aardbeving en sterkte van aardbevingen?
b) Bekijk kaartnummer 212-213. Noem 5 landen waar vaak aardbevingen voor komen.
c) Vergelijk nu kaartnummer 216B en 216D met elkaar. Verklaar aan de hand van deze kaarten waarom juist daar veel aardbevingen voorkomen.

Vraag 2:
Gebruik de kaarten 216B en 216D.

a) Bekijk waar de meeste zware (catastrofale) aardbevingen voorkomen.
Wat is het verband tussen het type plaatbeweging en de aanwezigheid van catastrofale aardbevingen?
b) Leg uit waarom er op de plekken waar veel (zware) aardbevingen voor komen, ook (in de meeste gevallen) veel vulkanen aanwezig zijn.
 

Vraag 3:
Vulkaanuitbarstingen onder de gletsjer Eyjafjallajökull op IJsland in maart en april 2010 hebben geleid tot overstromingen (door het abrupte smelten van de gletsjer) en evacuaties op IJsland. Ook was er een grote verstoring van het Europese vliegverkeer door een grote vulkanische aswolk tot meer dan 8 kilometer hoogte. Deze aswolk verspreidde zich over grote delen van noord - en west Europa (zie afbeelding).


a) Noteer de coördinaten van Reykjavik.

b) Wat is de absolute afstand van Reykjavik - Amsterdam?

c) Lees de tekst. Bedenk waarom er zoveel rook ontstond bij de uitbarsting van deze vulkaan.

d) Welke windrichting stond er waarschijnlijk in april 2010?

Voor de volgende vragen heb je de volgende kaart nodig : ´´IJsland: Tektoniek en Vulkanisme´´.

e) Welke twee aardplaten vinden we in IJsland?

f) Waar is het risico op een (zware) aardbeving het grootste en waarom juist daar?