Taalgrapjes

In gedichten (en liedjes) worden soms taalgrapjes gebruikt, bijvoorbeeld door een homoniem te gebruiken. Een homoniem is één woord met twee betekenissen. Je brengt mensen dan in verwarring, welke betekenis bedoeld wordt.

Voorbeelden homoniemen:

  1. arm: lichaamsdeel / niet rijk
  2. deken: kleed / geestelijke
  3. draagbaar: gedragen kunnende worden / brancard
  4. gerecht: rechtbank / maaltijd
  5. graven: spitten / adellijke personen
  6. kop: beker / hoofd
  7. koper: iemand die koopt / metaal
  8. kussen: hoofdkussen / zoenen

Bron: taalwinkel.nl

Voorbeeld:

Dit gedicht schaamt zich gedicht te zijn
woede wil andere wapens dan woorden
ja het schaamt zich gedicht te zijn en geen schot
waarmee het – dichter – jouw beul kan
vermoorden.

LUCEBERT