Beeldspraak

In songteksten wordt vaak een plaatje geschetst van hoe het leven is of zou moeten zijn. Beeldspraak is daarbij onontbeerlijk.

Vormen van beeldspraak:

- Vergelijking: hij is zo sterk als een beer.
Twee dingen die een bepaalde overeenkomst hebben staan naast elkaar: het object en het beeld. Meestal kun je een vergelijking herkennen aan verbindingswoorden, bijvoorbeeld als, lijkt wel, zoals, het is net....

- Metafoor: die ezel let alweer niet op.
Ook hier heb je te maken met een vergelijking tussen een object en een beeld maar bij een metafoor wordt het object niet genoemd maar vervangen door het beeld.

- Personificatie: het huis zucht en steunt door de storm.
Een ding of zaak wordt voorgesteld alsof het een persoon is.

Voor VWO komt daarbij:

Metonymie: ik heb mijn ijzers ondergebonden.
De overeenkomst tussen het object en het beeld berust op iets anders dan op een overeenkomst. Er zijn verschillende vormen:

- Je noemt een onderdeel, maar je bedoelt het geheel of andersom (Nederland heeft weer gewonnen met voetbal - je bedoelt het Nederlands elftal).

- Je noemt de maker, maar je bedoelt het product (die Rembrandt is mooi - je bedoelt het schilderij).

- Je noemt het materiaal waarvan iets is gemaakt, maar je bedoelt het voorwerp (ijzer voor schaats).

- Je noemt een voorwerp dat iets bevat, maar je bedoelt de inhoud ervan (ik drink een glaasje - je bedoelt de drank).