De hoofkenmerken van het Directe instructiemodel zijn:
Basiskennis en -vaardigheden op een krachtige wijze ontwikkelen.
Aansluiten op het individueel tempo van de leerling.
Duidelijke doelen stellen.
Een heldere leerstofopbouw.
Directe feedback geven.
Het Directe instructiemodel is opgebouwd uit zes fasen:
Dagelijkse terugblik: de les start met het terugblikken op de leerstof van de vorige les en/of met het ophalen van voorkennis.
Presentatie/ instructie: deze fase begint met de doelen en daarna introduceert de leerkracht de niewe stof op een stapsgewijze manier en aan de hand van voorbeelden.
(In) Oefening: tijdens het begeleid inoefenen stelt de leerkracht veel vragen. Het is belangrijk dat de leerlingen betrokken blijven en ongeveer 80% van de vragen kunnen beantwoorden.
Individuele verwerking: hierbij verwerken de leerlingen de leerstof zelfstandig. De leerkracht creƫert een leeromgeving waarin de leerlingen hun leertijd effectief gebruiken.
Periodieke terugblik: de leerkracht blikt terug op de les of lessenserie van een onderdeel.
Terugkoppeling: in de fase geeft de leerkracht veel feedback, op voornamelijk het proces. De leerkracht zet de leerlingen aan het denken, om de volgende les zichzelf te kunnen verbeteren.