In deze paragraaf ga je leren hoe je het begingetal bepaalt in een tabel of grafiek. Je kunt ervoor kiezen de theorie door te lezen of het filmpje te bekijken (deze gaat alleen over de tabel). Na afloop maak je de vragen om te zien of je het doel van deze paragraaf behaald hebt.
Elke tabel of grafiek heeft een begingetal. In de tabel is dit het getal dat onder de nul staat. In de grafiek is het het getal waarbij de grafiek (dus de lijn die getekend is) op de verticale as begint. Bekijk de twee voorbeelden hieronder en bedenk zelf wat het begingetal zal zijn. Lees daarna pas verder.
Tijd in dagen | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
Afstand in km | 250 | 275 | 300 | 325 | 350 | 375 |
Als het goed is heb je gezien dat in de tabel het begingetal 250 is. Dit is namelijk het getal dat onder de nul staat. In de grafiek is het begingetal 50, daar begint de grafiek op de verticale as.
In de twee voorbeelden hierboven is het begingetal makkelijk af te lezen. Bij de grafieken die je tegenkomt is dit ook altijd zo. Maar bij tabellen niet. Je kunt het begingetal wel altijd vinden met behulp van de richtingscoëfficiënt, zoals in de tabel hieronder.
HOOGTE VLIEGER
t | 2 | 4 | 5 | 10 | 15 |
hoogte in mm | 10 | 18 | 22 | 42 | 52 |
De tabel begint niet bij 0, dus je kunt het begingetal niet direct aflezen. Je kunt wel terugrekenen naar t=0, er zit namelijk regelmaat in de tabel (dit hebben we in de vorige paragraaf geleerd). Van t=2 naar t=4 is +2. Van hoogte=10 naar hoogte=18 is +8. 8 : 2 = 4, dus de richtingscoëfficiënt is 4. Nu moeten we van 2 naar 0, dus -2. Dan gaat de hoogte -8, dus van 10 naar 2. De hoogte op t=0 is dus 2 en dit is het begingetal.
Maak nu de opgaven over het bepalen van het begingetal in grafieken en tabellen.
Of bekijk de kennisclip over het bepalen van het begingetal.
Maak nu eerst de opdrachten.
Als je de opdrachten goed hebt gemaakt, kun je verder met de volgende paragraaf. Had je meer dan 2 fout? Kijk dan het filmpje nog een keer en probeer de opdrachten opnieuw te maken.