4.1 Poëzie in het algemeen

Poezië is een taaluiting waarbij de nadruk ligt op vorm, klank en beeldspraak.

 

Vorm
Dit is hoe de taaluiting wordt vormgegeven. Een gedicht kan bijvoorbeeld uit drie strofen (coupletten) bestaan. Sommige gedichten bestaan alleen maar uit kwatrijnen (vierregelige strofen) en bij andere gedichten wisselen de groottes van de strofen zich af.

 

In het eerste gedicht zie je dat het gedicht uit drie kwatrijnen bestaat. Er staan namelijk drie coupletten van vier regels die ongeveer even lang zijn. In het tweede gedicht bestaan de eerste twee strofen uit drie regels en de laatste strofe bestaat uit vijf regels. Dit zijn maar twee voorbeelden, maar je kan je vast voorstellen dat gedichten allerlei vormen kunnen aannemen. Je hebt zelfs gedichten waarbij de inhoud overeen komt met de vorm van het gedicht. Dit noem je iconiciteit. Hieronder zie je daar een voorbeeld van. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De inhoud van het gedicht gaat over vrouwen en het gedicht heeft de vorm van een jurk. Met vorm wordt dus de indeling van de strofen bedoeld. En hoe het gedicht eruit ziet.

 

Klank
Bij klank wordt er gekeken naar de rijm, het ritme (dit wordt ook wel metrum genoemd) en de melodie. Over rijm gaan we het uitgebreid hebben in de volgende paragrafen. Bij ritme wordt er gekeken waar de klemtonen liggen binnen een gedicht. Mocht je daar meer over willen lezen, dan kan dat hier: https://www.cambiumned.nl/theorie/literatuur/poezie/metrum/.

 

Beeldspraak
In gedichten wordt regelmatig gebruikgemaakt van beeldspraak. Veel woorden of zinnen die in gedichten staan, worden niet letterlijk bedoeld of er wordt een vergelijking gemaakt. Beeldspraak zorgt vaak voor een dubbele betekenis.

Bijvoorbeeld: Het is donker als de nacht klinkt mooier en spannender dan Het is erg donker. Beeldspraak kan op verschillende manieren worden toegepast. In deze les leer je drie vormen van beeldspraak, namelijk personificatie, metafoor en een vergelijking.

Personificatie
Bij een personificatie wordt iets levensloos (een ding) als iets menselijks (levends) beschreven. Een voorbeeld hiervan is:

De brief lachte mij toe.

Voor zover bekend is, kan een brief natuurlijk niet lachen. Dat is iets wat alleen mensen doen. De brief krijgt in dit zinnetje dus iets menselijks.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wat hebben bovenstaande plaatjes met personificatie te maken?

 

Metafoor en vergelijking
De metafoor en vergelijking lijken erg op elkaar. Het verschil zit hem in het feit dat bij een vergelijking zowel de werkelijkheid als het beeld worden benoemd. Bij een metafoor wordt alleen het beeld gegeven en moet je zelf bedenken waarnaar er wordt verwezen. Dit klinkt vast vaag, maar kijk eens naar de volgende voorbeelden:

vergelijkingKlaartje is zo mooi als de zomerzon    of      Klaartje, de zomerzon, zit in de klas
In de vergelijkingen hierboven worden zowel de werkelijkheid (Klaartje) als het beeld (zomerzon) genoemd.

metafoorDe zomerzon zit in de klas
Je weet door de vorige zin wie er met de zomerzon wordt bedoeld, maar bij de metafoor wordt de werkelijkheid (Klaartje) niet genoemd. Je kunt dus als het ware zelf invullen wie of wat er met die zomerzon wordt bedoeld.

Bij een vergelijking wordt het verband expliciet benoemd en bij een metafoor wordt het impliciet benoemd. Er is hier meer ruimte voor eigen interpretatie.

Is het verschil je nog niet helemaal duidelijk? Bekijk dan onderstaand filmpje!

 

In onderstaand filmpje heeft Lubach allemaal beeldspraak uit de politiek op een rij gezet. Hieruit kun je afleiden hoe vaak beeldspraak in het dagelijks leven, en zeker dus binnen de politiek, wordt gebruikt.

 

Opdracht 1
Geef van de volgende zinnen aan of je met een vergelijking of een metafoor te maken hebt.

1. Pieter is een boom van een vent.

2. Maaike ligt erbij als een zak wortelen

3. Die kleerkast staat al de hele avond bij dat café voor de deur.

4. Je ogen zijn zo blauw als de hemel.

5. De koning van de wildernis ligt heerlijk te zonnen.

 

Opdracht 2
Lees onderstaand gedicht. Welke vormen van beeldspraak zie jij terugkomen?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opdracht 3
Bedenk zelf een kort gedicht waarin je in elk geval een personificatie en een metafoor/ vergelijking naar voren laat komen.