Eigen woorden
Zorg te allen tijde dat je het werkstuk in je eigen woorden schrijft, maak er jouw verhaal van! Natuurlijk mag je informatie van sites en uit boeken halen, maar het is absoluut niet de bedoeling dat je deze teksten kopieert en plakt! Ook niet om vervolgens wat woorden aan te passen of te verwijderen.
In je eigen woorden schrijven lijkt lastig, maar iedereen kan het!
Hieronder staat een stappenplan dat je daarbij kan helpen:
- lees de informatie;
- kijk/ bedenk of je begrijpt wat je hebt gelezen;
- zorg dat je de informatie even niet meer ziet;
- schrijf de informatie zoals die in jouw hoofd zit op (alsof je het aan de docent zou moeten vertellen wat je hebt gelezen);
- check wat je hebt geschreven en of het volledig is;
- herhaal bovenstaande totdat je alle informatie die je wilde verwerken, hebt verwerkt;
- noteer de bron in een document!
Wanneer er teksten gekopieerd en geplakt zijn, wordt er fraude gepleegd. Hier zullen uiteraard consequenties aan vastzitten.
Spelling, interpuntie en zinsopbouw
Tijdens het schrijven van je werkstuk moet je goed op je spelling, interpuntie en zinsopbouw letten.
Bij de spelling let je extra op de werkwoordspelling. Als het goed is, heb je hier van het jaar al mee geoefend. Veel voorkomende fouten zijn bijvoorbeeld: ik wordt of hij vind. Vul telkens bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd het woordje lopen in om te horen of je alleen de stam schrijft of stam + t. Wees je bewust van je spelling en lees alles minstens twee keer door wanneer je aan het typen bent. Het kan natuurlijk ook gebeuren dat je soms per ongeluk een letter te veel of een letter te weinig neerzet.
Lees alles dus goed na! En laat iemand anders ook naar je tekst kijken. Twee paar ogen zien meer, dan één paar ogen...
Naast spelling moet je goed letten op interpunctie. Met interpunctie worden de leestekens bedoeld!
Zet dus punten, komma's en vraagtekens waar die horen!
Zet altijd een punt achter het einde van de zin, maar niet achter de titel of de titels van de hoofdstukken.
Zet een komma voor de verbindingswoorden omdat, maar, want, terwijl, doordat etc. Niet voor het verbindingswoord en! Er hoort ook een komma tussen twee persoonsvormen.
Soms heb je een vraag als titel van een hoofdstuk denk eraan om dan een vraagteken achter de vraag te zetten.
Let daarnaast ook op de zinsopbouw. Maak je zinnen niet te lang en maak gebruik van verbindingswoorden!
Verzorging en inleveren
Als je je werkstuk gaat inleveren, zorg je ervoor dat het er netjes en verzorgd uitziet. Het werkstuk moet worden uitgeprint, dus doe het daarna in mapje of doe er een nietje in.
Zorg dat je werkstuk er aantrekkelijk uitziet met plaatjes, paginanummers en een leesbaar lettertype (Arial) grootte 12. De titels mogen uiteraard wat groter.
Lever het werkstuk dus uitgeprint, verzorgd en op tijd in bij je docent!