Vragen

Vragen

Je ziet een grafiek met informatie over het aantal auto’s in Nederland vanaf het jaar 1900. Je kunt bijvoorbeeld in de grafiek aflezen dat er in 1960 in Nederland auto’s waren.

1. (3p)
Voor de jaren 1900 tot ongeveer 1940 kun je het aantal auto’s niet aflezen in de grafiek.
Neem aan dat vanaf 1900 tot en met 1960 het aantal auto’s met per jaar steeg.
- Bereken hiermee het aantal auto’s in 1900. Schrijf je berekening op.

2. (4p)
Neem aan dat de stijging tussen 1960 en 1970 lineair was.
- Hoeveel auto’s zouden er in 2010 zijn als deze stijging zo was doorgegaan?
Schrijf je berekening op.

3. (4p)
Zoals je in de grafiek kunt zien, was er ook tussen 1970 en 2010 een lineaire stijging.
Deze was minder steil dan tussen 1960 en 1970.
- Geef een formule die hoort bij het deel van de grafiek vanaf 1970 tot en met 2010. Neem voor het aantal auto’s de letter en voor het aantal jaren na 1970 de letter .
Laat zien hoe je aan je antwoord bent gekomen.

4. (4p)
Vanaf 2010 stijgt het aantal auto’s met per jaar. Neem aan dat dit in de komende jaren zo blijft.
In 2025 wil de overheid dat er auto’s elektrisch rijden. Neem aan dat dit gaat lukken.
- Bereken hoeveel procent van het totaal aantal auto’s in 2025 dan elektrisch zal rijden.
Schrijf je berekening op.