Een voorwerp dat zich op een bepaalde hoogte bevindt, bezit zwaarte-energie.
De hoeveelheid zwaarte-energie die een voorwerp bezit hangt af van de hoogte waar op het voorwerp zich bevindt en de massa van het voorwerp.
Als de hoogte toeneemt, neemt de hoeveelheid zwaarte-energie ook toe. Een voorwerp met een grote massa bezit meer zwaarte-energie dan een voorwerp met een kleinere massa.
Je kunt de zwaarte-energie bereken met de formule:
In de formule is EZ de zwaarte-energie in joule (J),
m de massa in kilogram (kg)
en h de hoogte in meters (m/s).
Het getal 10 is de gravitatieconstante of valversnelling.
Op aarde is de valversnelling 9,8 m/s², afgerond 10 m/s².