Een atoom kan elektronen afstaan of elektronen opnemen van een ander atoom.
Het atoom noem je dan een ion.
Elektronen hebben een negatieve lading. Een atoom dat elektronen heeft afgestaan is daarom een ion met een positieve lading.
Een atoom dat elektronen heeft opgenomen is een ion met een negatieve lading.
Voorbeeld
Het natriumatoom heeft atoomnummer 11.
In de kern zitten 11 protonen.
In ongeladen toestand draaien er ook 11 elektronen rond de kern.
Het natriumatoom wil graag één elektron afstaan.
Gebeurt dat dan wordt het natriumatoom een positief ion: Na1+.