Soms kan een woord in zin zowel letterlijk als figuurlijk bedoeld zijn. Meestal kun je uit de context waarin de zin wordt gebruikt dan wel opmaken welke betekenis bedoeld wordt.
Voorbeeld:
Inge zit in de put.
- Letterlijk: Inge is echt in de put gevallen of gekropen.
- Figuurlijk: Inge maakt zich zorgen, ze voelt zich niet gelukkig.